Home > christendom, kerk > Het geheime wapen van de Reformatie

Het geheime wapen van de Reformatie

31 Oktober is sinds jaar en dag Hervormingsdag. Er was een tijd dat deze dag jaarlijks in de gereformeerde wereld werd gevierd, door middel van speciale bijeenkomsten met toespraken en gezang. Op een zondag voor of na Hervormingsdag werd er vaak ook in de erediensten aandacht aan besteed. Het lijkt erop dat deze traditie alleen nog in kerken van bevindelijke oriëntatie bestaat. In de bredere gereformeeerde wereld is van speciale bijeenkomsten vrijwel geen sprake meer. Wellicht dat hier en daar een predikant er op zondag nog bij stilstaat of er zelfs zijn preek aan wijdt, maar dat lijkt meer uitzondering dan regel. Wellicht is het feit dat dit jaar Hervormingsdag op een zondag valt, voor meer predikanten een reden in te gaan op de betekenis van de Reformatie.

Het verval van de aandacht voor de Reformatie staat niet op zichzelf. Het is deel van een algemenere tendens dat (kerk)geschiedenis uit het bewustzijn van gelovigen verdwijnt. Daarin wijken ze niet af van de algemene maatschappelijke neiging zich vooral op het hier en nu te richten. Weliswaar mogen televisieprogramma’s over historische onderwerpen en geschiedenisboeken op nogal wat belangstelling rekenen, maar die beperkt zich vaak tot het anekdotische en is niet zelden persoonlijk gekleurd: men vindt vooral dat interessant, wat men met het eigen leven kan verbinden. Dat zou ook de afnemende belangstelling voor de Reformatie kunnen verklaren: die gebeurtenis kan men niet met het eigen leven in verband brengen.

Dat zegt iets over de verschuivingen in de geloofsleer en de geloofsbeleving. De centrale vraag van de Reformatie was immers: hoe krijg ik een genadig God? Die vraag kwam voort uit een sterk zonde- en schuldbesef en juist dat zou weleens aan een sterke mate van slijtage onderhevig kunnen zijn. Het Nederlands Dagblad van 23 oktober j.l. bevatte een geschreven portret van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Zwolle, recent vooral in het nieuws door de openstelling van de ambten voor vrouwen, tegen het besluit van de Generale Synode van de CGK in. In het artikel trof ik een opvallende zinsnede aan. “[Arie] Van der Veer [emeritus predikant van de gemeente] ziet dat de nadruk op ellende, verlossing en dankbaarheid is verschoven naar voornamelijk de laatste twee.” Dat is waarschijnlijk niet alleen in die gemeente het geval. Maar wanneer het besef van de ellendige natuurlijke staat van de mens verzwakt, waarvan moet hij dan verlost worden? En als de reden van de verlossing onhelder wordt, wat is dan nog de grond voor de dankbaarheid?

Die verschuiving vertaalt zich ook naar het liedrepertoire dat in kerkdiensten gezongen wordt. Opvallend daarin is het verval van het psalmgezang. De psalmen uit het Geneefse psalter, zoals die eeuwen lang in gereformeerde kerken gezongen zijn, worden steeds vaker ingeruild voor opwekkingsrepertoire. Dat is niet maar alleen een kwestie van een veranderende (muzikale) smaak, maar heeft ook inhoudelijke redenen. Er staan in de psalmen nogal wat dingen die ons zwaar op de maag liggen. Het verval van het psalmgezang heeft ook gevolgen. Juist de psalmen belichten de donkere kanten van het leven en je hoeft geen doorgewinterde tegenstander van modern (opwekkings)repertoire te zijn om dat bedenkelijk en betreurenswaardig te vinden. Ook onder hen, die zich in die wereld prima thuis voelen, zijn er die bedenkingen hebben bij de eenzijdigheid van het opwekkingsrepertoire.

Ik kan hier gaan uitwijden over de muzikale kwaliteiten van de Geneefse psalmen, maar dat is voor velen boter aan de galg gesmeerd. Bovendien komen die kwaliteiten pas tot hun recht, wanneer de psalmen op een stijlvolle, bij de melodieën passende wijze worden gezongen. Met een bandje en een piano, laat staan de manier van zingen waarop de psalmen, àls ze al gezongen worden, tegenwoordig te lijf worden gegaan, kom je niet ver. Ik gooi het daarom hier over een andere boeg: de werking en functie van het Geneefse psalter.

Sinds een aantal maanden ben ik verdiept in een grondig boek over de Reformatie, geschreven door de Britse historicus Diarmaid MacCulloch (*). Het is een dik boek – ruim 700 pagina’s plus een uitgebreid notenapparaat – maar dan heb je ook wat. Ik kwam kortgeleden bij een gedeelte waarin hij de troebelen in het Frankrijk van de laatste decennia van de 16e eeuw behandelt. Hij laat zien hoe ‘gewone gelovigen’ – “leken” noemt hij ze – in beweging kwamen. Daarbij speelden geschriften, zoals de Bijbel en Calvijns Institutie, een rol, maar die boeken waren dik en duur en daardoor niet wijd verbreid. Hij zoekt de verklaring dan ook ergens anders: het Psalter. Hij noemt de berijmde psalmen zelfs het “geheime wapen” van de Reformatie, niet alleen in Frankrijk, maar overal waar de gereformeerden nieuwe vitaliteit in de protestantse zaak brachten.

Hij geeft verschillende redenen voor de kracht en de invloed van de psalmen. Het zingen van de psalmen verenigde geletterden en ongeletterden. De berijmde psalmen bleven gemakkelijk in het geheugen hangen, waardoor gedrukte teksten al snel overbodig werden. Ze werden eenstemmig gezongen op aansprekende melodieën waardoor men ook niet muzikaal geschoold hoefde te zijn. Doordat de woorden verbonden waren met een bepaalde melodie, hoefde men zelfs niet de hele tekst te kennen. “[Even] to hum the tune spoke of the words of the psalm behind it, and was an act of Protestant subversion”. De psalmen landden ook midden in de realiteit: voor elke situatie was er wel een passende psalm. “Psalm 68 led a crowd into battle, Psalm 124 led to victory, Psalm 115 scorned dumb and blind idols and made the perfect accompaniment for smashing up church interiors”. De psalmen fungeerden ook als herkenningsteken en smeedden een gevoel van gemeenschap “just as the football chant does today on the stadium terraces”. In het zingen van de psalmen was er ook geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. Vrouwen mochten niet preken, maar wel zingen met de mannen. MacCulloch concludeert: “To sing a psalm was a liberation – to break away from the mediation of priest or minister and to become a king alongside King David, talking directly to his God”.

De kracht van de psalmen werd ook door de tegenstanders van de gereformeerden onderkend. In Frankrijk waren er roomse dichters die ook begonnen de psalmen op rijm te zetten. Die berijmingen hebben overigens niet echt wortel geschoten of school gemaakt. Op nog een andere, veel minder verheffende manier liet de roomse kerk blijken de invloed van het zingen van psalmen door gereformeerden te onderkennen en te vrezen. MacCulloch wijst erop dat één van de kenmerkende aspecten van de vervolging van protestanten in Frankrijk was dat bij degenen die naar de brandstapel gingen, eerst de tong werd uitgesneden.

Uiteraard kan de werking van de psalmen in de religieuze en politieke context van toen niet zomaar naar onze tijd worden overgezet. We leven (gelukkig) in een andere tijd en onder andere omstandigheden. Dat neemt niet weg dat ook in een andere context de psalmen van groot belang zijn. Door de eeuwen heen hebben gelovigen, gestudeerden en mensen met weinig opleiding, troost geput uit de psalmen en ze gezongen al naar hun situatie was. Doordat ze die jaar op jaar hoorden zingen en zongen – en als ze onderwijs ontvingen, vaak ook leerden – hadden ze voor elke situatie een psalm of psalmregels paraat. Dat sloot aan bij een praktijk uit bijbelse tijden. Jezus citeerde de psalmen tot aan het kruis en toen Paulus en Silas in de gevangenis zaten (Hand. 16), zongen ze lofzangen, vermoedelijk ook uit het oudtestamentische psalmboek. Dat samen zingen gemeenschap sticht, is ook de ervaring van mensen van nu, en daarvoor hoef je dan niet eens christen te zijn.

Een kerk die pretendeert een gemeenschap van heiligen te zijn, zou moeten waken voor wildgroei. Er is niets tegen wanneer het aantal liederen dat in kerkdiensten gezongen wordt, toeneemt. Het geloof kan niet op teveel manieren onder woorden gebracht en met muziek tot klinken gebracht worden. Maar het is van groot belang dat er een hecht fundament van liederen is die gemeenschappelijk bezit zijn en blijven, die iedereen kan en moet kennen en die het gemeenschappelijke geloof tot uitdrukking brengen. Het boek van de psalmen is daarvoor bij uitstek geschikt, vooral omdat daarin de volle breedte van het leven van de wereldwijde kerk en van de gelovigen tot uitdrukking komt. Het psalmboek als basis voor de liturgie voorkomt eenzijdigheid in de geloofsleer en de geloofsbeleving, en daarin uiteindelijk ook eenzijdigheden in het beeld van God.

Zo kan het Psalter nog steeds een wapen zijn, niet tegen wereldlijke machten, maar tegen geestelijk verval.

(*) Diarmaid MacCulloch, Reformation – Europe’s House Divided, 1490-1700, Londen (Penguin), 2003

  1. Nog geen reacties.
  1. No trackbacks yet.

Plaats een reactie