Archief

Archive for februari, 2016

De boodschap en de kloof

In 1997 organiseerde de EO een conferentie onder de titel ‘De boodschap en de kloof’, naar aanleiding van een door de omroep uitgevoerd onderzoek. Het congres ging over de vraag hoe wij de moderne postmoderne mens met het evangelie kunnen bereiken. Sinds die conferentie is de kloof bepaald niet smaller geworden. Het is waar: veel mensen zijn op zoek naar de zin van het leven. Maar er is op de markt van zingeving en geluk veel keus. De meeste mensen zijn niet geneigd zich daarvoor tot de kerk of tot het christelijk geloof te wenden. Ze zoeken liever iets dat hun de vrijheid geeft de zin van het leven naar eigen smaak in te vullen. De kerk is – in navolging van haar Heer – gericht op een langdurige relatie: God wil mensen in zijn verbond opnemen. Maar zulke langdurige verbindingen passen niet bij de moderne tijd waarin mensen de voorkeur geven aan kortlopende relaties.

Allerlei vormen die zijn gebruikt om mensen te bereiken zijn bij het vuilnis gezet. Wie heeft het nog over de koffiebar als evangelisatiemiddel? De straten in de centra van steden en dorpen zijn inmiddels helemaal volgeplempt met horeca in allerlei soorten en maten. Daar kan geen koffiebar met ideële instelling tegenop. Evangelisatie in verbinding met recreatie – dat doet het nog wel, maar voor hoe lang? Want ook daar zijn er kapers op de kust: activiteiten voor vakantiegangers zijn er tegenwoordig volop, aangezien veel mensen niet in staat lijken hun eigen vertier te organiseren.

Er wordt dus naar nieuwe manieren gezocht. Daarbij stuiten we op een groot probleem dat niet in een handomdraai op te lossen is. Nederland is een multiculturele samenleving geworden. Ik doel daarbij nu niet in de eerste plaats op de toevloed van mensen uit andere – vaak niet-westerse – culturen. Ook zonder hun aanwezigheid zou Nederland een multiculturele samenleving zijn. Er is in diverse rapporten al op gewezen hoezeer de samenleving bezig is uiteen te vallen in klassen van mensen die in gescheiden wijken wonen en gescheiden levens leiden en wier wegen elkaar nauwelijks kruisen. Ze onderscheiden zich naar opleiding en navenant inkomen en die verschillen vertalen zich dan in opvattingen over politieke en maatschappelijke kwesties. Er dreigen parallelle beschavingen te ontstaan die elkaar nauwelijks nog kunnen bereiken en begrijpen. Die gescheidenheid komt ook in de politiek tot uitdrukking. Een partij als de PvdA wil mensen uit verschillende sociale en culturele klassen met elkaar verbinden maar dat lukt niet zo goed. Dat verklaart de vele interne strubbelingen. Het schijnbaar onverenigbare verenigen – dat lukt alleen partijen met een sterk ideologisch profiel, zoals de SP en de kleine christelijke partijen.

Dat laatste is ook bij uitstek een kenmerk van de kerk. Dat is een verzameling van mensen met heel verschillende achtergronden, in culturele voorkeuren, in opleiding en inkomen en soms ook in de manier waarop tegen politieke en maatschappelijke kwesties wordt aangekeken. Toch laten ze elkaar niet los, vooral niet omdat ze elkaar niet gevonden hebben op grond van wederzijdse sympathie maar omdat ze geloven dat ze van hogerhand tot elkaar veroordeeld zijn. Ze zullen het met elkaar moeten rooien. Dat is niet gemakkelijk – wrijvingen en conflicten zijn onvermijdelijk. Maar nergens belooft de Schrift ons dat kerk-zijn gemakkelijk is.

Legt dit kenmerk van de kerk enig gewicht in de schaal bij pogingen de kloof te overbruggen? Je zou mogen verwachten van wel, want zijn veel mensen niet op zoek naar verbinding? Ja, maar – zoals ik in een eerdere weblog schreef – dan wel een verbinding op hun voorwaarden. Die zoekt men vooral met gelijkgezinden. Wanneer iemand zegt – zoals ik eens in een forum op internet las – dat in zijn omgeving iedereen PVV stemt, zegt dat vooral iets over hem en over de mensen met wie hij omgaat. Hij is geen uitzondering: dit past in een patroon, zoals we gezien hebben.

Moet de kerk daar dan maar bij aansluiten? Sommigen lijken die vraag bevestigend te beantwoorden. Dat verklaart de opkomst van allerlei doelgroepenkerken. We kennen inmiddels een popupkerk in Amsterdam en er is al eens sprake geweest – hoewel misschien niet helemaal serieus – van een wielrenkerk. Wel realiteit is een internetkerk: enkele jaren geleden heeft de PKN zoiets opgezet. “De doelgroep van de internetkerk bestaat uit mensen die geen binding hebben met de kerk, maar ook tegen levensvragen aanlopen en daar wat mee willen doen”, volgens een woordvoerder van de PKN in het Reformatorisch Dagblad.

Het concept van een doelgroepenkerk roept veel vragen op. Is het de bedoeling dat zo’n ‘kerk’ ook het eindstation is? Blijft men daarin altijd hangen? Of wordt ernaar gestreefd dat de bezoekers van zo’n kerk te zijner tijd doorstromen naar een ‘gewone’ kerk? Dat lijkt me nogal problematisch, want die ziet er heel anders uit dan de ‘kerk’ die men gewend is. Zal men daar z’n draai kunnen vinden of teleurgesteld afhaken? Men zou zich zelfs voor de gek gehouden kunnen voelen, want de kerk blijkt anders te zijn dan men verwacht had – minder vrijblijvend, geen draaideurgemeenschap met los-vaste relaties, maar een gemeenschap met structuur en met een eigen identiteit.

Je kunt je niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het experimentele karakter van doelgroepenkerken soms ook bedoeld is als breekijzer om de bestaande kerk te veranderen. Dat lijkt ook – in elk geval mede – het motief te zijn van mensen die ernaar streven dat de kerk helemaal overnieuw begint. Een voorbeeld daarvan was de campagne 7keer7 – waar we overigens niets meer van horen. Overnieuw beginnen en dan alle fouten vermijden die we als kerk gemaakt hebben – zou dat lukken? Dat lijkt me erg onwaarschijnlijk. Want we zijn en blijven mensen. Misschien vermijden we de fouten van het verleden, maar we zullen ongetwijfeld nieuwe fouten maken en er is geen reden aan te nemen dat die minder ernstig zullen zijn dan de fouten die we willen vermijden. Die fouten uit het verleden zijn ook niet meer ongedaan te maken en we zijn gedwongen die met ons mee te dragen. Ook wie zich er tegen afzet neemt ze mee: ze geven immers richting aan de koers die hij vaart. Het is een onrealistisch streven dat lijdt aan zelfoverschatting. Het is ook onhistorisch en dat is iets wat niet bij de kerk past. Die weet immers uit de Schrift waar ze vandaan komt: ook de zonde van Adam en Eva is een deel van haar geschiedenis.

Maar, afgezien van eventuele verborgen agenda’s, zullen doelgroepkerken beklijven? Het lijkt me onwaarschijnlijk. We hebben er al ervaring mee: de jeugdkerken die zo’n 15 tot 20 jaar geleden nogal opgang maakten werden beschouwd als het ei van Columbus. Maar ze zijn inmiddels vrijwel allemaal ter ziele gegaan. Dat past in het beeld van de heersende mentaliteit: langlopende verbintenissen zijn ‘uit’. Wanneer de sensatie van weleer wegebt – en dat is onvermijdelijk – slaat eerst de gewenning en dan de verveling toe. Dan gaat men op zoek naar weer een nieuwe ervaring. Blijkbaar hebben zulke doelgroepenkerken te weinig substantie om echt wortel te schieten. Ze zijn ook te eenzijdig: wie altijd dezelfde kost voorgeschoteld krijgt, heeft daar na verloop van tijd genoeg van. Bovendien is niemand alleen maar deel van één bepaalde groep. De mensheid bestaat uit allerlei verzamelingen met gemeenschappelijke eigenschappen, maar die verzamelingen overlappen elkaar gedeeltelijk.

Tot nu toe heb ik vooral pragmatische bedenkingen geformuleerd. Belangrijker zijn uiteraard de bezwaren van principiële aard. Kunnen we bij de zoektocht naar een manier om de kloof te dichten wezenlijke kenmerken van de kerk tussen haken zetten? Hoe serieus neem je de kerk dan eigenlijk? En hoe kun je anderen overtuigen van de blijvende waarde van het christelijk geloof en de christelijke kerk wanneer je zelf op wezenlijke onderdelen compromissen sluit? Organisaties die water bij de principiële wijn doen vergaat het zelden goed. Uit heden en verleden zijn daarvan voorbeelden te over te vinden. Wie dat doet loopt het risico zichzelf overbodig te maken. In een artikel in Nader Bekeken van februari van dit jaar wijst ds. Henk Drost – naar aanleiding van een boek van de Amerikaanse theoloog Tim Keller en Nederlandse reacties daarop – op het gevaar van contextualisatie. Daar tegenover stelt hij een veelzeggend citaat van Keller: “De grote missionaire uitdaging is de boodschap van het evangelie zo te verwoorden voor een nieuwe cultuur dat de boodschap niet onnodig vreemd overkomt, en tegelijk het aanstootgevende karakter van de Bijbelse waarheid niet weggelaten of verdoezeld wordt”.

In de context van wat hiervoor is opgemerkt betekent dit dat de kerk duidelijk maakt dat haar Heer met los-vast relaties geen genoegen neemt. Wie zich aan Hem gewonnen geeft, moet zich ook voegen in de kerk, die zijn eigen schepping is. Die heeft geen draaideur, waardoor men naar believen in en uit kan gaan. Die boodschap is niet alleen extern gericht, op een cultuur die steeds meer afwijzend staat tegenover langdurige relaties – en zeker relaties voor het leven – maar ook op de kerk en haar leden zelf. Want ook steeds meer kerkleden zien de gemeente – het kerkverband blijft helemaal buiten beeld – als een gemeenschap waaraan men zich zolang verbindt als men zich er thuis voelt. En wie gaat verhuizen zoekt een gemeente die bij hem of haar past. Waar kerkleden in dezen zich de mentaliteit van de wereld eigen maken hoeft men zich over de werfkracht van de kerk geen illusies te maken.

Wanneer de boodschap haar kracht verliest blijft de kloof onoverbrugbaar.