Archief

Archive for november, 2014

De leer is pastoraal

Met meer dan gewone belangstelling is uitgekeken naar de besluiten van de bisschoppensynode die kort geleden in Rome werd gehouden. Gezien de uitspraken van paus Franciscus over een aantal aspecten van de leer van de rooms-katholieke kerk die in de huidige samenleving – in elk geval die van het ‘Westen’ – op grote weerstand stuiten, hoopten sommigen dat die op een aantal punten echt gewijzigd zou worden. De meer realistische waarnemers verwachtten dat niet: het wijzigen van de leer is een proces van vele jaren. Daarover wordt niet op een achternamiddag een besluit genomen. Ze kregen gelijk: de toon ten aanzien van hen die zich niet in overeenstemming met de kerkelijke leer gedragen mag enigszins veranderd zijn, die leer zelf blijft onveranderd.

De houding van seculiere media ten opzichte van de paus is nogal tegenstrijdig. Wanneer hij de toenemende kloof tussen rijk en arm aan de kaak stelt en zijn eigen kerk oproept soberder te leven, krijgt hij vele handen op elkaar. Wanneer hij kritiek levert op de behandeling van asielzoekers en immigranten en de landen van de Europese Unie verwijt niet adequaat te reageren op de toevloed van Afrikaanse bootvluchtelingen, is de bijval al heel wat minder. Die blijft vrijwel uit wanneer hij de opvattingen van de kerk ten aanzien van de seksuele moraal naar voren brengt. Kennelijk is dat een onderwerp dat tot een scheiding van de geesten leidt.

In de verslaggeving van de bisschoppensynode ging het vooral om de positie van homoseksuelen en van diegenen die na een scheiding een nieuw huwelijk zijn aangegaan. Dat de toon waarop over de betrokkenen werd gesproken anders is dan men van de rooms-katholieke kerk en haar geestelijken gewend is, kan moeilijk worden ontkend. Maar worden daarmee de scherpe kanten van de leer van de kerk afgeslepen? Krijgt het pastoraat meer gewicht ten koste van de leer?

Het lijkt erop dat in onze tijd leer en pastoraat een tegenstelling vormen. ‘Leer’ staat voor een stelsel van onwrikbare waarheden waaraan mensen worden geacht zich zonder mitsen en maren te onderwerpen. Dat zou hun levensgeluk verstoren en hen zelfs psychisch kunnen beschadigen. Daartegenover staat een kerk die vooral pastoraal is. Daarmee wordt dan in de regel bedoeld dat de wensen en verlangens van mensen op de eerste plaats komen. “Wellicht zijn mensen in deze tijd niet zozeer op zoek naar een heldere uitleg van de christelijke leer, maar vooral naar de troost dat in alle eenzaamheid Iemand onvoorwaardelijk van je houdt”, zo wordt deze mentaliteit in het commentaar van het Nederlands Dagblad (15.10.14) treffend getypeerd.

De praktijk ziet er vaak anders uit. Het zijn bepaald niet alleen christelijke kerken die er een aantal leerstelligheden op na houden. Seculieren mogen met nog zoveel aplomb beweren dat er geen absolute zekerheden zijn – een uitspraak overigens die zichzelf tegenspreekt -, er zijn maar weinig politici uit die hoek die durven te zeggen dat ze er ook maar een slag naar slaan en dat de kiezer even zo goed op de concurrentie kan stemmen. Elke partij of maatschappelijke organisatie met een duidelijk levensbeschouwelijk of ideologisch profiel wijst mensen de deur die zich daaraan niet conformeren. Waarom zou dat bij een kerk dan anders moeten zijn?

De opvatting dat mensen belangrijker zijn dan de leer wint overigens ook binnen de kerk terrein. Dat heeft tot gevolg dat de verkondiging van de leer in kerkdiensten bepaald niet op algemene bijval kan rekenen. Diensten waarin de Heidelbergse Catechismus wordt behandeld, trekken niet het meeste volk. Die behandeling vindt meestal plaats tijdens de middagdiensten en naarmate die slechter bezocht worden blijven steeds meer kerkleden van dit onderwijs verstoken. Dat heeft op langere termijn ongetwijfeld gevolgen, niet alleen ten aanzien van de inhoud van de leer, maar ook voor wat betreft het belang dat aan de leer van de kerk als zodanig gehecht wordt.

Van een krant als het Nederlands Dagblad mag men niet verwachten dat ze pleit voor een onderschikking van de leer aan het levensgeluk van mensen. De auteur van het eerder aangehaalde commentaar doet dat dan ook niet. Hij besluit als volgt: “Hoe je ook aankijkt tegen de rooms-katholieke huwelijksmoraal: een kerk die zó liefdevol is voor mensen dat ze iedere dwarse boodschap wegstopt en vergeet op te roepen tot bekering, heeft zichzelf overbodig gemaakt. Andersom: als de Rooms-Katholieke Kerk onder paus Franciscus – maar dit geldt evenzeer voor alle andere kerken – christelijke liefde weet te paren aan evangelische duidelijkheid, is er pas echt een wereld gewonnen.”

Hoezeer men het daarmee op zichzelf eens kan zijn, het probleem van de verhouding tussen leer en pastoraat wordt daarmee niet opgelost. Hier wordt gepleit voor een gezond evenwicht tussen beide. Maar dat stelt de kerk voor een bijna onoplosbaar probleem, want daar bestaat geen recept voor. Wat de één als gezond evenwicht zal ervaren, wordt door de ander als een overwicht van het één of het ander gezien. En wie problemen heeft met (aspecten van) de leer van de kerk wordt door een andere toon niet misleid. De kerk kan de leer nog zo voorzichtig naar voren brengen, de scherpe kanten waaraan mensen zich snijden, worden er daardoor niet afgeslepen.

Een evenwichtsconstructie zal de spanning tussen leer en pastoraat niet kunnen opheffen. Dat is ook niet nodig, want leer en pastoraat staan niet tegenover elkaar. De kerk moet duidelijk maken dat ze geen concurrenten zijn, maar een eenheid vormen. De leer is naar haar aard pastoraal. De leer van de kerk is immers niets anders dan de leer van Christus. In Johannes 10 presenteert Hij zichzelf als de goede herder; Hij loopt voor de schapen uit die hem volgen omdat ze zijn stem kennen. Van het Latijnse woord voor herder – pastor – zijn de begrippen pastoraat en pastoraal afgeleid. Een kerk die de leer van Christus verkondigt, is bij uitstek pastoraal: ze roept mensen op in het spoor van de goede herder te gaan en zijn stem te volgen, dat is: te blijven bij wat Hij zelf hen geleerd heeft.

Paulus onderstreept de eenheid van leer en pastoraat door de begrippen herder en leraar aan elkaar te verbinden (Ef. 4,11). En Petrus maakt duidelijk waar het in het pastoraat uiteindelijk om gaat. Na gesproken te hebben over de rechtvaardiging door Christus’ kruisdood schrijft hij: “Eens dwaalde u als schapen, nu bent u teruggekeerd naar hem die de herder is, naar hem die uw ziel behoedt”. Pastoraat is niet gericht op wat mensen hier en nu als hun levensgeluk beschouwen, maar op hun eeuwig geluk, het behoud van hun ziel.

Kan dan in de verkondiging van de leer niets misgaan? Natuurlijk wel. Die verkondiging is altijd mensenwerk en dus gebrekkig. Mensen kunnen de leer op allerlei manieren misbruiken, bijvoorbeeld als machtsmiddel. Dat gebeurt vooral dan wanneer de leer wordt gereduceerd tot een aantal fundamentele waarheden. Het is geen wonder dat juist voorgangers in fundamentalistische kring nogal eens ophef veroorzaken door uitspraken waarin wel waarheden worden gedebiteerd maar waaruit de Waarheid is verdwenen. Zonder de liefde van Christus verwordt de leer tot een levenloos dogmatisch stelsel. Het is veelzeggend dat God zelf de afkondiging van zijn Tien Woorden met een liefdesverklaring aan zijn volk begint. Dat stempelt de geboden die Hij aan zijn volk oplegt.

Dat hebben de opstellers van de Heidelbergse Catechismus zich gerealiseerd. Dit belijdenisgeschrift spreekt harde woorden over de mens en zijn aard en over zijn onvermogen zichzelf te redden. Maar het begint daar niet mee. Het begint met de troostvolle boodschap van de verbondenheid van God met zijn kinderen. Van daaruit moet dan het vervolg gelezen worden.

In hun uiteenzetting van de leer grijpen de Catechismus en ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels voortdurend terug op de Schrift. En daar zit nu het probleem van de rooms-katholieke kerk. Haar leer is te vaak gebaseerd op uitspraken van pausen en concilies en is lang niet altijd terug te voeren op de leer van de Schrift. Wanneer dat wel het geval is, klinkt dat te weinig door. De leer kan alleen pastoraal zijn en als zodanig worden herkend wanneer die geworteld is in en beargumenteerd wordt vanuit de Schrift. Daarin laat God weten dat Hij het behoud van mensen op het oog heeft: wie de stem van de herder volgt gaat niet verloren, maar heeft eeuwig leven.

De kerk die de verkondiging van de leer verwaarloost, laadt een zware verantwoordelijkheid op zich.