Archief

Archive for augustus, 2018

Privacy en pastoraat

Het is zomervakantie, dus tijd voor een wat minder zwaar onderwerp. Dat wil niet per definitie zeggen dat hier geen principes in geding zijn. Dat zal nog wel blijken.

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), die 25 mei j.l. van kracht geworden is, heeft al heel wat pennen en tongen in beweging gebracht, in de samenleving en ook in kerkelijke kring. De in Europees verband vastgestelde regeling is dermate uitgebreid en gedetailleerd dat vrijwel niemand weet waar hij aan toe is. Dat leidt vrijwel onvermijdelijk tot paniekreacties en angstzaaierij. En uiteraard zijn er organisaties die de geldbuidel al horen rinkelen: ze kunnen een goede boterham verdienen met het geven van voorlichting aan organisaties die met persoonsgegevens werken. En welke doet dat nu niet?

Een voorbeeld van een paniekreactie is het besluit van scholen geen lijsten met namen van voor hun examen geslaagden te publiceren. Dat tot leedwezen van al die ouders die graag de naam van hun zoon of dochter in een rij van geslaagden hadden zien staan. Er is ook angstzaaierij, bijvoorbeeld toen in kerkelijke kring gesuggereerd werd dat kerkdiensten fundamenteel van karakter zouden veranderen, wanneer personen niet meer genoemd mogen worden. Mag je de gemeente in een kerkdienst eigenlijk nog wel op een bepaalde tekortkoming aanspreken, wanneer die dienst door heel Nederland (en daarbuiten) via internet te volgen is? Gelukkig hebben sommigen hun gevoel voor humor niet verloren. Een predikant twitterde: Ik was van plan komende zondag voor Willem-Alexander te bidden, maar mag dat wel zonder zijn toestemming?

Wat zullen we van de AVG gaan merken en wat zullen de gevolgen voor kerken zijn? De onzekerheid zal voorlopig nog wel even voortduren, allerlei duurbetaalde voorlichtingsbijeenkomsten ten spijt. Laat ik er om te beginnen maar eens een paar cliché’s tegenaan gooien.

Allereerst: de wal zal het schip wel keren. Men zal al snel merken dat de werkelijkheid dusdanig ingewikkeld is dat de AVG voor een deel haar doel voorbij zal schieten of allerlei ongewenste effecten zal hebben. De regeling is aan de tekentafel ontworpen en onvoldoende aan de praktijk getoetst. In een aantal gevallen is de centrale registratie van persoonsgegevens onvermijdelijk. Denk hier aan het onderwijs, de maatschappelijke hulpverlening of de gezondheidszorg. Men zal er wel achter komen dat het te tijdrovend en te arbeidsintensief is om iedere betrokkene van te voren expliciet om toestemming voor zulke registratie te vragen. Het zal me dus niet verbazen, wanneer na verloop van tijd de regeling weer op de schop gaat.

Vervolgens: de soep wordt niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. Theoretisch mag er nu ineens van alles niet, maar de vraag is of dat te controleren valt en wie dat dan gaat doen. Kort geleden oordeelde het Europese Hof van Justitie dat de Jehova’s Getuigen geen gegevens van hun huis-aan-huisbezoeken mogen bijhouden. Dat is in hoge mate een theoretische uitspraak. Want wat iemand die langs de huizen gaat in zijn persoonlijke notitieboekje vastlegt, is voor niemand te controleren. Dat hij zijn gegevens aan een collega doorgeeft, evenmin. En trouwens: de bezochten die hebben laten weten van verder contact niet gediend te zijn, zullen ook niet blij zijn, wanneer een volgende Getuige nietsvermoedend bij hem aan de deur komt, omdat zijn collega de gemaakte afspraak niet heeft doorgegeven. Ook voor kerkdiensten die via internet te volgen zijn, lijken de gevolgen beperkt. Er gaat heus niet elke zondag een aantal ambtenaren alle kerkdiensten volgen om te kijken of er wellicht persoonlijke informatie wordt gedeeld en vervolgens te gaan controleren of de betrokkene daarvoor van tevoren wel toestemming heeft gegeven. Ik zou bijna zeggen: deden ze dat maar, daar zouden ze in veel gevallen wellicht niet slechter van worden. In de praktijk zal het er waarschijnlijk op neerkomen dat mensen achteraf kunnen klagen bij de Autoriteit Persoonsgegevens. In zo’n geval heeft de kerkenraad dan natuurlijk wel een goed verhaal nodig.

Maar afgezien daarvan, hoe moet de kerk met deze AVG omgaan en wat zouden de consequenties kunnen zijn?

Vooropgesteld: de aandacht voor privacy is een goede zaak. Er zijn steeds meer tekenen dat bedrijven gemakkelijk toegang hebben tot persoonsgegevens of die zonder al te veel problemen tegen betaling kunnen verkrijgen. De recente ophef rond Facebook is maar één van de vele voorbeelden. Je kunt weliswaar bij het gebruik van internet je sporen uitwissen, maar daar moet je wel veel moeite voor doen. En veel diensten – bijvoorbeeld van Google – zijn zo zeer met elkaar verknoopt dat de één niet optimaal functioneert zonder de ander. Voeg daar nog aan toe dat er altijd kwaadwilligen zijn die moedwillig persoonsgegevens verspreiden om bepaalde mensen te kwetsen of hen in een kwaad daglicht te stellen en het zal duidelijk zijn dat de aandacht voor privacy bepaald niet overdreven is.

De christelijke kerk moet zich daarom niet met een schouderophalen van de AVG af maken of er tegen ageren, alsof het allemaal overdreven of schadelijk zou zijn. Juist in de kerk behoren mensen zich veilig te voelen. Mijns inziens ligt de bescherming van persoonsgegevens in het verlengde van het negende gebod. Het heeft alles te maken met de bescherming en bevordering van de goede naam van mensen. Wanneer de AVG kerken ertoe aanzet bij zichzelf te rade te gaan of men wel voldoende zorgvuldig met de gegevens van haar leden omgaat, lijkt me dat zonder meer winst. Het is bijvoorbeeld geen overbodige luxe wanneer een kerkenraad zich bezint of in kerkdiensten in de afkondigingen of in de voorbeden wel in detail moet worden ingegaan op de aard van de ziekte van een gemeentelid of over zoiets als echtscheiding. Wellicht zijn er alternatieven te bedenken waardoor men de privacy van mensen kan beschermen zonder dat voorbede daardoor van haar kracht wordt beroofd.

Kerkenraden moeten zich ook bezinnen op hun eigen werkwijze en functioneren. Weliswaar zijn ambtsdragers verplicht tot geheimhouding en in veel gevallen zullen ze dat met een handtekening bekrachtigen, maar daarmee is niet elk probleem opgelost. Want hoeveel informatie over de leden van zijn wijk kan of mag de wijkouderling met zijn collega’s delen? Bij gevallen waarin wellicht van tuchtoefening sprake moet zijn, is een zekere mate van informatieoverdracht onvermijdelijk. En het valt niet in te zien, hoe de ambtelijke zorg van de kerkenraad kan functioneren, wanneer een ouderling bij zijn aftreden de gegevens over de leden van zijn wijk niet mag overdragen aan zijn opvolger.

Het zijn voorbeelden van zaken waarbij wel iets, maar lang niet alles kan worden vastgelegd. En als iets door middel van een schriftelijke regeling wordt vastgelegd, is het lang niet altijd te controleren of de afspraken wel worden nagekomen. Wanneer een ambtsdrager belooft na zijn aftreden zijn aantekeningen over de leden van zijn wijk te vernietigen, wie controleert dat dit ook daadwerkelijk gebeurt? Veel van wat wenselijk is, hangt af van de goede wil van betrokkenen. Het spreekwoord zegt: Vertrouwen is goed, controle is beter. Dat is een waarheid als een koe, maar wanneer controle onmogelijk is, blijft alleen vertrouwen over. Dat is een kenmerk van de kerk. Dat ze daarmee ook kwetsbaar is, lijkt me evident. De kerk kan niet anders dan dat accepteren.

En daarmee kom ik dan op de vraag in hoeverre de kerk zich mag of moet conformeren aan een regeling als de AVG. Zoals ik al schreef, de motivatie van die regeling is achtenswaardig en de kerk kan die zonder meer steunen. Dat moet ze ook duidelijk uitspreken en voor zover mogelijk door haar handelen uitstralen. Maar daarmee is niet gezegd dat ze zich willoos en kritiekloos aan deze regeling moet onderwerpen.

Kan de kerk nog wel voorbede doen voor zieken of voor degenen die met bepaalde problemen geconfronteerd worden, op het gebied van werk en inkomen, of op het vlak van relaties? Moet de voorganger in zijn gebed spreken over “iemand die” of “een gemeentelid dat”, zonder een concrete naam? Moeten de afkondigingen zich beperken tot algemene zaken, zonder concrete namen van gemeenteleden te noemen? En kan de voorganger in zijn preek nog bepaalde kwesties in de gemeente aan de orde stellen? Die vragen zijn vooral urgent vanwege het feit dat tegenwoordig vrijwel alle kerkdiensten op één of andere manier op afstand te volgen zijn via internet of kerktelefoon.

Om met het laatstgenoemde te beginnen: ik zie niet in waarom bepaalde concrete zaken niet in de preek aangesneden zouden kunnen worden. Het gaat in de AVG om de privacy van individuele personen, niet van groepen. Dus de voorganger mag gewoon de mannen, de vrouwen of de jongeren in de gemeente aanspreken en hen, wanneer hij dat nodig vindt, vermanen. Zijn opmerkingen zijn voor toevallige toehoorders immers niet te herleiden tot concrete personen. Het probleem ligt dan ook veel meer op het vlak van de afkondigingen en de voorbeden. Dat zijn dus twee vormen van pastorale zorg, één van de kenmerken van de kerk.

De afkondigingen – eventueel ook in de vorm van een inleiding op de voorbeden – zijn een middel om de gemeente snel op de hoogte te stellen van het wel en wee binnen de gemeente. Onderling meeleven en het daarmee verbonden dienstbetoon zijn een kenmerk van de christelijke gemeente, zoals uit de pastorale brieven in het Nieuwe Testament zonneklaar blijkt. Op dat punt mag de kerk dus geen compromis sluiten. Er mag best nagedacht worden over minder kwetsbare manieren om de gemeente te informeren, maar de mogelijkheden daartoe zijn wellicht beperkt. De voorbeden zijn de manier waarop de gemeente het onderling meeleven op de meest markante manier vorm geeft: ze brengt de nood bij God. De manier waarop de voorbeden gestalte krijgen, mag best aan een kritisch onderzoek worden onderworpen. Voorbeden zijn geen nieuwsbrief en enige wijze terughoudendheid is wel gewenst. Tenslotte weet de Geadresseerde precies waarover het gaat en wat de situatie is – beter dan wie ook. Maar de voorbede is het gebed van de gemeente en die gemeente kan alleen meebidden wanneer ze voldoende geïnformeerd is.

Zoals ik al opmerkte, het is vooral de toegankelijkheid van kerkdiensten voor ‘buitenstaanders’ die tot onzekerheid en bezinning leiden. Live streaming via internet is de meest prominente vorm van toegankelijkheid. Er wordt gesuggereerd bij de afkondigingen en de voorbede de microfoon uit te schakelen, zodat alleen de gemeente die kan horen, maar niet degenen die op afstand meeluisteren. Daarmee wordt het probleem echter niet fundamenteel opgelost. Want wanneer een dienst niet via internet te volgen is, betekent dat nog niet dat alleen de eigen gemeente hoort wat wordt meegedeeld. Zeker in deze tijd van mobiliteit is het heel waarschijnlijk dat in kerkdiensten regelmatig niet-leden aanwezig zijn, bijvoorbeeld familie van gemeenteleden of vakantiegangers. En kerken willen juist graag dat ‘buitenstaanders’ de diensten bezoeken, in het kader van evangelisatie. Men kan de aanwezige niet-leden moeilijk verzoeken vóór de afkondigingen of de voorbede de zaal te verlaten. Evenmin is het denkbaar hun te vragen vooraf schriftelijk te beloven niets van wat ze gehoord hebben, door te vertellen. Dat soort dingen passen niet bij de aard van de kerk en haar zondagse bijeenkomsten.

Nu zou men, met aanvaarding van deze beperkingen, kunnen overwegen in elk geval de toegankelijkheid van de diensten via internet te beperken tot de eigen leden, bijvoorbeeld via een inlogcode. Dat lijkt me een ongewenste maatregel, niet zozeer om praktische, maar vooral om principiële redenen. Ik wees al op het streven van kerken ‘buitenstaanders’ aan te trekken. Het is heel goed denkbaar dat de nieuwsgierigheid gewekt wordt doordat iemand via internet een dienst kan volgen. Zo’n contact biedt anonimiteit en veiligheid, wat voor mensen met een grote afstand tot geloof en kerk van grote waarde kan zijn.

Maar nog belangrijker is dat openheid en toegankelijkheid van de diensten voor de kerk principieel onopgeefbaar zijn. Nu kan men stellen dat kerkdiensten in de eerste plaats bedoeld zijn voor de leden van de gemeente. Dat lijkt me juist; dat zou consequenties kunnen hebben voor de manier waarop aan de diensten vorm gegeven wordt, maar dat is een ander verhaal. Hier is van belang dat de kerk, ook als ze de diensten vooral richt op de eigen leden, volstrekte openheid betracht over de boodschap die ze uitdraagt en elke vorm van geheimzinnigheid vermijdt. De kerk is tenslotte geen geheim genootschap. De apostelen gaan in hun brieven aan de diverse gemeenten uit van de openbaarheid van hun bijeenkomsten. Die openbaarheid sluit de voorbeden in. Want is de pastorale zorg niet juist één van de typische eigenschappen van de christelijke kerk? Laat ze juist daarin niet zien Jezus te willen volgen? Is dat niet een welsprekende onderstreping van de belijdenis dat de kerk een gemeenschap van heiligen is?

Wat de precieze gevolgen van de AVG voor de kerk zijn is nog grotendeels onduidelijk. Maar de kerk moet er geen misverstand over laten bestaan dat waar privacy en pastoraat botsen, het laatste het zwaarst zal moeten wegen. Menselijke regelingen, hoe goed bedoeld ook, zijn ondergeschikt aan wat zij, op grond van de Schrift, tot haar kerntaken moet rekenen.