Archief

Archive for februari, 2018

In gemeenschap met de kerk van alle tijden en plaatsen

Er zijn nogal wat bijbels in omloop. Naast de bekende vertalingen, zoals de Nieuwe Bijbelvertaling en de Herziene Statenvertaling, zijn er ook allerlei zogenaamde ‘doelgroepenbijbels’: een bijbel in gewone taal, een vrouwenbijbel, een mannenbijbel, een startbijbel, een meidenbijbel. Het lijkt wel alsof iedereen z’n eigen bijbel heeft.

Maar zelfs al leest iedereen dezelfde bijbel(vertaling), je zou bijna de indruk krijgen dat ze allemaal een andere bijbel lezen. Er zijn nogal wat Schriftgedeelten en bijbelteksten die op heel verschillende manieren worden uitgelegd. Dat gebeurt door theologen, maar ook door ‘gewone’ bijbellezers. Want lezen en uitleggen zijn geen strikt gescheiden processen: iedereen is tijdens het lezen al bezig dat wat hij leest te interpreteren. Maar hoe doe je dat? Waarom legt de ene lezer een tekst heel anders uit dan de andere? Er zijn teksten die – althans voor de lezer van nu – niet zo duidelijk zijn dat er slechts één interpretatie mogelijk is. Niet altijd hoeven interpretaties elkaar uit te sluiten. Maar het komt ook voor dat twee interpretaties echt diametraal tegenover elkaar staan. Dat kan soms belangrijke consequenties hebben, bijvoorbeeld op het vlak van de ethiek of voor de organisatie van het kerkelijk leven.

Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij de uitleg van teksten over de plaats van de vrouw in de kerk. De discussies in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) over de vraag of de ambten van predikant, ouderling en diaken voor vrouwen opengesteld moeten worden, hebben geleid tot onzekerheid en onenigheid over de manier waarop de bijbel gelezen wordt of moet worden. Eeuwenlang is de uitsluiting van vrouwen uit deze ambten met een beroep op de Schrift verdedigd. Nu levert diezelfde Schrift, als je de voorstanders moet geloven, de argumenten voor de openstelling van deze ambten voor vrouwen. Ook in het huidige debat over deze kwestie worden diametraal tegenovergestelde visies met een beroep op één en dezelfde bijbel verdedigd. Kunnen we uit de bijbel dan nog wel richtlijnen voor ons handelen vandaag afleiden? Of hangt het er maar helemaal vanaf wie die bijbel leest en met welke bril?

Voorstanders van de openstelling van de ambten voor vrouwen leggen er vaak de nadruk op dat je in de interpretatie van de bijbel altijd je eigen cultuur meeneemt. Dat in vroeger tijden de ambten werden gereserveerd voor mannen, is het gevolg van de maatschappelijke context, waarin mannen de dienst uitmaakten. Maat als de cultuur waarin je leeft zo’n invloed heeft op de manier waarop je de bijbel leest, geldt dit uiteraard ook voor de voorstanders. Ook zij staan onder invloed van onze maatschappelijke context, waarin alle functies in principe open staan voor mannen en vrouwen. Dat wordt door hen ook niet ontkend. Sommigen zien dat als onvermijdelijk, maar er zijn er ook, die dat zelfs positief waarderen. Net zoals – in hun visie – de apostel Paulus, op wie tegenstanders zich vaak beroepen, zich door de maatschappelijke opvattingen liet leiden, zo moeten ook wij dat doen. Het was volgens hen Paulus’ streven niet onnodig aanstoot te geven en dus moest de gemeente zich zo veel mogelijk aan de toen geldende normen aanpassen. Daarin moeten wij hem navolgen en dat leidt dan in het onderhavige geval tot conclusies die haaks staan op de door de apostel geformuleerde voorschriften.

Ik ga in dit kader op deze denklijn niet verder in. Wat mij hier vooral zal bezighouden, is de vraag hoe we ons in onze interpretatie van de Schrift verhouden tot de cultuur waarin we leven.

Dat die cultuur invloed heeft op ons denken en voelen staat buiten kijf. Zeker gereformeerden zijn vatbaar voor invloeden uit de cultuur. Dat heeft alles te maken met de traditie waarin ze zijn opgegroeid. Die is in hoge mate gevormd door Abraham Kuyper. Zijn houding tegenover de cultuur wordt vaak samengevat met zijn kernachtige spreuk: “Geen duimbreed is er op deze wereld waarvan Christus niet zegt: Het is Mijn!” Het heeft geresulteerd in allerlei vormen van politieke en maatschappelijke actie. Het heeft de gereformeerden de reputatie van activisme opgeleverd, tot op de dag vandaag. Maar als je de cultuur wilt beïnvloeden, stel je je tegelijk bloot aan de invloed van die cultuur. En in de loop van de tijd zijn de getalsverhoudingen sterk gewijzigd. Terwijl het in de eerste helft van de 20e eeuw nog mogelijk was een stempel op de samenleving te drukken, is dat tegenwoordig veel minder het geval. Het christendom is in veel opzichten marginaal geworden en de seculiere cultuur breidt zich als een olievlek uit. De tot die cultuur behorende opvattingen, bijvoorbeeld op ethisch vlak, zijn steeds dominanter geworden en lijken door een overgrote meerderheid van de bevolking omarmd te worden. Dat laat christenen niet onberoerd. Het wordt steeds lastiger zich aan de in de maatschappij geldende normen te onttrekken en vast te houden aan opvattingen, die door de samenleving in meerderheid als achterhaald of zelfs als discriminerend worden beschouwd.

In hoeverre beïnvloedt dit de manier waarop christenen de bijbel lezen? Gaan ze die lezen met de bril, die hun door de samenleving wordt aangereikt?

Een antwoord is niet zo eenvoudig. Want in de huidige discussies over ‘vrouw en ambt’ blijkt dat mensen, die onderdeel zijn van dezelfde samenleving, ten aanzien van dit onderwerp tot heel verschillende conclusies komen, ook in de interpretaties van de bijbelteksten, die voor dit onderwerp van belang zijn. Dat maakt al duidelijk dat de relatie tussen de cultuur en de uitleg van de Schrift niet zo eenduidig is als soms wordt gesuggereerd.

Nu zou men kunnen tegenwerpen dat het nog maar de vraag is of alle deelnemers aan de discussies zich in dezelfde maatschappelijke context bevinden en dezelfde cultuur inademen. Er is alle reden voor enige reserve bij het spreken over de cultuur. Er is geen sprake van een eensgezind, monolithisch blok; ook op ethisch vlak staan de neuzen echt niet allemaal één kant op. We leven in een multiculturele samenleving. Dat begrip wordt meestal in verband gebracht met de immigratie van mensen uit andere delen van de wereld, die hun eigen cultuur meebrengen. Maar ook als zij er niet waren en Nederland slechts door ‘autochtonen’ werd bevolkt, zou de samenleving multicultureel zijn. Er wordt tegenwoordig terecht gewezen op de groeiende tegenstellingen tussen groepen in de samenleving, die – zo wordt gevreesd – weleens zouden kunnen uitgroeien tot bijna onoverbrugbare kloven. Daarbij wordt dan gedacht aan tegenstellingen tussen hoger- en lager-opgeleiden, ouderen en jongeren, stad en platteland en tussen kosmopolieten en meer naar binnen gekeerden, die alles vooral vanuit nationaal of regionaal perspectief bekijken. Met die verschillende groepen worden ook verschillende opvattingen over maatschappelijke en ethische kwesties verbonden.

Zou men van daaruit de verschillen van opvatting tussen voor- en tegenstanders van de openstelling van de ambten voor vrouwen kunnen verklaren? Ik denk van niet. Want de relatie tussen de ‘groep’ waartoe mensen behoren en de opvattingen die ze koesteren, is niet simpel een kwestie van één op één. Voor- en tegenstanders van een zwarte Piet – om een sprekend voorbeeld van maatschappelijke discussie te noemen – vind je zowel in de stad als op het platteland en zowel onder ouderen als jongeren. Hetzelfde geldt voor de kerkelijke discussie over ‘vrouw en ambt’. Ook hier lopen de tegenstellingen door alle gesignaleerde ‘groepen’ heen. Voor- en tegenstanders van de openstelling van de ambten voor de vrouw zijn er onder hoger- en lageropgeleiden, in de stad en op het platteland en onder ouderen en jongeren. Vanuit dat perspectief is er alle reden de invloed van de samenleving en haar normen op de discussie over ‘vrouw en ambt’ te relativeren. Er kan weinig twijfel over bestaan dat de samenleving ons op allerlei manieren beïnvloedt. Maar de manier waarop en de mate waarin dat gebeurt, kunnen sterk verschillen. In ieder geval is het vrijwel onmogelijk te bewijzen dat de in de samenleving dominerende opvattingen onze lezing van de Schrift en de exegese van Schriftgedeelten doorslaggevend beïnvloeden.

Dat betekent niet dat we de invloed van de samenleving moeten negeren in onze kerkelijke discussies. We kunnen ons niet isoleren van de maatschappij waarin we leven en de cultuur die we inademen. Het heeft dus ook geen zin krampachtig te proberen de invloed daarvan uit te schakelen. Eén van de eigenschappen van de kerk – en daarin is ze in toenemende mate uniek – is dat haar leden deel uitmaken van allerlei verschillende (sub)culturen en de invloeden daarvan meebrengen. Dat is niet haar zwakte, maar juist haar kracht. In de kerk kunnen mensen van alle rangen en standen op voet van gelijkheid met elkaar van gedachten wisselen en hun uitleg van de Schrift aan elkaar voorleggen. Daarbij mogen ze elkaar bevragen op hun vooroordelen en de culturele invloeden die hun interpretaties zouden kunnen beïnvloeden. De christelijke gemeente anno 2018 kan een voorbeeld nemen aan de Joodse gelovigen in Berea die de Schriften bestudeerden “om te zien of het inderdaad waar was wat er werd gezegd” (Hand. 17,11).

Maar er is meer. We belijden ons geloof in gemeenschap met de kerk van alle tijden. De kerkgeschiedenis begint niet met ons: we staan op de schouders van ons voorgeslacht, dat zich ook dagelijks met de Schrift heeft beziggehouden. Het heeft ons op allerlei manieren de resultaten van die dagelijkse omgang met de Schrift nagelaten. Zichtbare tekenen daarvan zijn de belijdenisgeschriften. Die worden, ook in gereformeerde kring, in toenemende mate als irrelevant beschouwd, omdat ze uit een andere tijd en cultuur dateren. Maar dat spreekt niet tegen hen; het spreekt juist in hun voordeel. Omdat ze in een heel andere tijd en een heel andere cultuur zijn ontstaan, kunnen die ons ervoor behoeden ons te laten inpakken door de hedendaagse samenleving, die ons probeert wijs te maken dat de Schrift en de daaruit voortvloeiende christelijke ethiek ‘niet meer van deze tijd’ zijn. Laten we daarbij ook niet vergeten dat die belijdenissen geen nieuws brachten en inzichten formuleerden, die er nooit eerder geweest waren. Ze zijn het product van een beweging, die geen revolutie predikte, maar een reformatie wilde zijn: terug naar de bron. Zo staan de belijdenissen op hun beurt in een traditie van eeuwen, die uiteindelijk teruggaat op de kerk van het Nieuwe Testament.

We belijden ons geloof ook in gemeenschap met de kerk van alle plaatsen. De kerk in Nederland is geen oase in een wereld die ‘woest en ledig’ is. Je bent als kerk gezegend, wanneer je over de hele wereld gelovigen tegenkomt, die in dezelfde traditie willen staan en die de Schrift lezen in hun – soms heel afwijkende – culturele context. Juist de internationale gemeenschap van gelovigen kan de kerk in Nederland anno 2018 helpen bij de les te blijven en zich bewust te worden van invloeden van de eigen culturele context. Buitenlandse christenen hebben vaak een scherp oog voor de manier waarop het moderne levensgevoel van westerse culturen de lezing van de Schrift beïnvloedt.

Een kerk die op het punt staat met een traditie van vele eeuwen te breken, moet niet de gemeenschap met de kerk van alle tijden en plaatsen uit het oog verliezen. Ze doet er goed aan zich door die kerk kritisch te laten bevragen. Dat is haar oecumenische taak.