Archief

Archive for juni, 2014

Falend leiderschap

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) (GKV) heeft haar werkzaamheden beëindigd. Ze zal later dit jaar nog een keer bijeenkomen, maar de belangrijkste zaken zijn afgehandeld. De meeste aandacht is, zoals te verwachten was, uitgegaan naar de behandeling van wat als het meest controversiële onderwerp werd beschouwd: de vraag of de ambten van predikant, ouderling en diaken voor vrouwen kunnen worden opengesteld.

Na langdurige discussies die zich over meerdere dagen uitstrekten heeft de synode deze hete aardappel doorgeslikt – of moeten we eerder zeggen: uitgespuwd? Want een definitief besluit is niet genomen en welke richting de GKV op dit punt de komende jaren zullen inslaan is nog allerminst duidelijk. De besluitvorming is daarvoor te diffuus en in zekere zin ook te tegenstrijdig. Het rapport van de meerderheid van de deputaten dat pleitte voor de openstelling van de ambten voor vrouwen, is unaniem afgewezen. Daaruit mag niet geconcludeerd worden dat de synode deze opvatting als zodanig heeft verworpen. De unanimiteit van de afwijzing wijst daar al op. Het was vooral de argumentatie onder de uitgedragen visie die als ontoereikend en deels ook onjuist werd beoordeeld. Bovendien sprak de synode uit dat in de kerk ruimte blijft voor pleidooien voor openstelling van de ambten voor vrouwen, zolang er vanuit de Schrift geargumenteerd wordt.

Er komt een studie naar de ambten, omdat uit de discussies ter synode en daarbuiten gebleken is dat daarover geen eenstemmigheid bestaat. De ambtsstructuur zoals die in de GKV functioneert, kan niet rechtstreeks aan de Schrift worden ontleend en dus is er ruimte voor bezinning die eventueel tot aanpassingen zou kunnen leiden. Er is op zichzelf niets op tegen het ambt kritisch tegen het licht te houden. Maar het is wel de vraag of dat nu echt iets fundamenteel nieuws zal opleveren. We moeten niet de suggestie wekken dat de kerken van de Reformatie in het verleden alles volledig uit hun duim hebben gezogen toen ze de huidige ambtsstructuur vormgaven.

Men kan zich ook afvragen waarom uitgerekend nu een bezinning op het ambt plaatsvindt. Was daar niet al eerder aanleiding toe? In veel gemeenten is de voorziening in de ambten al jaren problematisch en er zijn allerlei initiatieven genomen om de daardoor ontstane tekorten in het ambtelijk werk op te vangen. De figuur van de pastoraal werker is daar een voorbeeld van. Ook het fenomeen van de huiskring moet in dit kader gezien worden. Dat roept vragen op over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden over ambtsdragers en ‘ambteloze’ gemeenteleden, maar dat is kennelijk geen reden geweest het ambt als zodanig op de agenda te zetten. Dat dit nu wel gebeurt, geeft wel enige reden tot wantrouwen. Is het de bedoeling het ambt zodanig te kneden en bij te schaven dat de bezwaren tegen de openstelling voor vrouwen kunnen worden weggenomen? Het is overigens de vraag of dit vraagstuk wordt opgelost, wanneer er bijvoorbeeld een splitsing wordt gemaakt tussen ambtsdragers aan wie de taak van ‘opzicht en tucht’ wordt toevertrouwd en hen die pastorale en diaconale werkzaamheden verrichten. Zullen (radicale) voorstanders van de openstelling van de ambten daarmee tevreden zijn? Er zou immers dan nog steeds een verschil tussen mannen en vrouwen bestaan en daarvan willen zij niets weten.

De vraag of het ambt van predikant ook voor vrouwen opengesteld moet worden wordt daarmee in elk geval niet beantwoord. Zijn belangrijkste taak is de bediening van het evangelie, vooral door middel van de prediking. Die is volgens de Heidelbergse Catechismus één van de sleutels van het hemelrijk en daarmee een middel tot tuchtoefening en dus uitoefening van ambtelijk gezag. Het ontnemen van het gezag aan de predikant reduceert de prediking tot een bijdrage aan de discussie. Moet men daarvoor elke zondag naar de kerk?

Zoals gezegd heeft de synode uitgesproken dat binnen de kerk weliswaar gepleit mag worden voor de openstelling van de ambten voor vrouwen, maar onder de voorwaarde dat de argumenten aan de Schrift ontleend zijn. In sommige reacties werd opgemerkt dat dit – zeker voor de synode van een gereformeerde kerk – een open deur is. Daar ben ik niet zo zeker van. De tijd dat discussies in gereformeerde kring werden gevoerd op basis van de Schrift en de gereformeerde belijdenis ligt al een tijd achter ons. Afgaande op de weblog die de redacteur van het Nederlands Dagblad ter synode bijhield, moet men wel constateren dat er nogal eens argumenten werden aangevoerd die naadloos in de huidige door gevoelens gedomineerde populistische cultuur passen. Wie eens een kijkje neemt op allerlei internetfora komt veel reacties van voorstanders tegen die zich zelden op de Schrift beroepen en als ze dat al doen, vaak op een nogal willekeurige en onzorgvuldige manier. In de discussies gaat het vooral veel over de ‘belangen’ van vrouwen en in het bijzonder van hen die zich geroepen voelen hun capaciteiten in het ambt in te zetten. Ook de tegenstanders zullen niet ontkennen dat er vrouwen zijn die de capaciteiten hebben voor de vervulling van de verschillende ambten. Vanuit de Schrift is dat echter niet doorslaggevend. Het gaat niet om de vraag wie zich geroepen voelt, maar wie naar de normen van de Schrift geroepen wordt. Dat geldt overigens voor mannen evenzeer als voor vrouwen. Gezien de aard van de discussies is het goed dat de synode hier een piketpaaltje heeft geslagen.

Sommigen zullen ook een andere uitspraak van de synode als zodanig beschouwen. Daarin wordt vastgesteld dat in de Schrift twee lijnen zichtbaar zijn: enerzijds de gelijkwaardigheid van man en vrouw en anderzijds een onderscheid in verantwoordelijkheid. Voorstanders zien dit als een obstakel op de weg naar openstelling en wellicht zullen de tegenstanders met enige opluchting van deze uitspraak kennis genomen hebben. Het is maar de vraag of dat terecht is. Echt richtinggevend in de bezinning lijkt me die uitspraak niet. Want welke lijn weegt uiteindelijk het zwaarste en moet de doorslag geven? Ook wanneer beide lijnen onderkend worden, kan de meningsvorming nog verschillende kanten uitgaan. Dit is niet maar alleen een kwestie van exegese, maar ook van hermeneutiek, de manier waarop de bijbel gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Dat laatste heeft tijdens de beraadslagingen wel een rol gespeeld, maar heeft uiteindelijk niet geleid tot een besluit een deputaatschap aan het werk te zetten om daarover meer duidelijkheid te scheppen. Dat is wellicht daaruit te verklaren dat de meerderheid van de deputaten – en waarschijnlijk ook de voorstanders van de openstelling van de ambten ter synode – ontkennen dat hun manier van het lezen van de Schrift afwijkt van wat in gereformeerde kring altijd gebruikelijk geweest is. Als er al geen overstemming is over het bestaan van een probleem kun je geen besluit verwachten om dat probleem op te lossen.

Het besluit een studie naar het ambt te laten verrichten kan – hoezeer op zichzelf ook positief te waarderen – moeilijk anders worden geïnterpreteerd dan als een verlegenheidsoplossing, waarmee in elk geval weer tijd wordt gewonnen. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hier ook angst meespeelt. De verdeeldheid tussen de synodeafgevaardigden is een weerspiegeling van de verdeeldheid onder kerkleden. Wanneer de synode een definitief besluit ten gunste van de openstelling van de ambten zou hebben genomen, zou dit vèrstrekkende gevolgen kunnen hebben. Het zou kunnen leiden tot het vertrek van degenen die zich daarin beslist niet kunnen vinden, en daaronder ook een aantal predikanten. Maar ook een tegenovergesteld besluit zou zo’n effect kunnen hebben. Men zou kunnen zeggen dat een definitief besluit hoe dan ook tot verlies zou leiden. Te winnen viel er weinig.

Met de huidige besluiten zal een uittocht naar de ene of naar de andere kant wellicht uitblijven. Maar is dat winst? Je kunt niet maar blijven pappen en nathouden. Ooit zullen de GKV kleur moeten bekennen. En dan volgt een uittocht – groot of klein – alsnog. Met leidinggeven heeft dit allemaal weinig te maken. Juist van kerkelijke vergaderingen – de verzamelde ‘wijsheid’ van het kerkverband – mag geestelijk leiderschap gevraagd worden. De synode heeft op dit punt in elk geval gefaald. Dat lijkt trouwens een algemeen verschijnsel binnen het kerkverband te zijn. Te vaak worden zaken op hun beloop gelaten, waardoor het bevoegd gezag zijn greep op de ontwikkelingen verliest. Men kan bezwaren hebben tegen de opvattingen van de meerderheid van de deputaten, maar ze was in elk geval niet bang zich duidelijk uit te spreken. Dat is op zichzelf een verademing, want al te vaak vinden binnen plaatselijke kerken en het kerkverband als geheel soms vèrgaande veranderingen plaats, die op geen enkele manier worden verantwoord. De deputaten – meerderheid en minderheid – hadden hun visie in elk geval onderbouwd, wat de mogelijkheid bood de argumenten te toetsen en daarover een oordeel uit te spreken. Maar waar argumentatie achterwege blijft, wordt elke poging tot gedachtenwisseling in de kiem gesmoord. Juist dat is één van de grote frustraties van degenen die zich zorgen maken over de manier waarop de GKV zich ontwikkelen.

Het streven “de boel bij elkaar te houden” is op zichzelf lovenswaardig. Maar dat wordt niet bereikt door besluiteloosheid en wankelmoedigheid. Ook tijdens de beraadslagingen van de synode speelde het motief van het ‘draagvlak’ mee. Dat is echter geen statisch gegeven. Een draagvlak kun je ook creëren. De synode had een voorbeeld kunnen nemen aan burgemeester John Berends van Apeldoorn. Hem was gevraagd in zijn gemeente Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn, te huisvesten. Hij besloot daaraan gevolg te geven en informeerde vervolgens eerst de gemeenteraad en daarna de bewoners van het gebied waar Van der Graaf zich zou vestigen.

Een burgemeester vertegenwoordigt de bevolking van zijn stad of dorp. Maar dat betekent niet dat hij zijn oren naar de burgers moet laten hangen. Dat deed Berends dan ook niet. Hij nam het verzoek dat hem gedaan werd in overweging en nam vervolgens een besluit op grond van een aantal principiële overwegingen. In zijn informatie tegenover de gemeenteraad en vervolgens de inwoners van zijn stad was hij daarin heel duidelijk. Van der Graaf heeft zijn straf uitgezeten en heeft daarmee het recht zich ergens te vestigen om zijn leven weer op de rails te zetten. Het optreden van Berends blonk uit door een principiële positiekeuze, heldere argumentatie en de beslistheid waarmee hij zijn keuze verdedigde. Zou het daarmee te maken hebben dat de inwoners van Apeldoorn zo begripvol reageerden?

Zulke beslistheid is tijdens deze Generale Synode node gemist. Wie de kool en de geit wil sparen loopt een goede kans beide te verliezen. Van een synode mag geestelijke leiding en koersvastheid verwacht worden. Maar wat we gezien hebben is een voorbeeld van falend leiderschap. Daar is de kerk nog nooit beter van geworden.