Archief

Archive for december, 2011

Jacob Kamphuis, oecumenicus

Over de doden niets dan goeds, zegt een van oorsprong Latijnse uitdrukking. Dat betekent dat men na iemands overlijden zijn fouten en gebreken zo veel mogelijk ongenoemd laat. Daar komt in de praktijk meestal niet veel van terecht. Want over de meeste doden valt wel iets in negatieve of in elk geval kritische zin te zeggen. Dat geldt zeker wanneer iemand een belangrijke rol in het openbare leven heeft gespeeld. Daar is op zichzelf niets tegen, zolang daarbij rekening wordt gehouden met tijd en plaats. Er is een tijd om kritiek te leveren en een tijd om zich van kritiek te onthouden. Dat geldt ook bij het overlijden van Jacob Kamphuis op 13 december j.l.

Vele jaren was hij actief als hoogleraar aan de Theologische Hogeschool – zoals die toen nog heette – van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Kampen, eerst in kerkgeschiedenis en kerkrecht en vervolgens in de dogmatiek. Lange tijd was hij ook in veel opzichten het ‘gezicht’ van zijn kerken, niet in de eerste plaats als hoogleraar, maar vooral als vruchtbaar auteur van artikelen, met name in De Reformatie. In de kerkstrijd die de Gereformeerde Kerken in de jaren ’60 van de vorige eeuw verscheurde en die tot het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerken leidde, speelde hij een centrale rol. Vooral dat laatste heeft hem de naam bezorgd de deuren van zijn kerken naar de buitenwereld gesloten te willen houden. Ten onrechte.

Niet voor niets zette ik boven dit artikel als typering oecumenicus. Want Kamphuis was een man met een brede blik. Hij had een grote en intense belangstelling voor de cultuur waarin hij en zijn kerken zich bevonden. Daarom confronteerde hij zich met filosofische en literaire uitingen van die cultuur. Maar de betiteling als oecumenicus verdient hij vooral omdat de heilige, algemene, christelijke kerk – zoals de Apostolische Geloofsbelijdenis daarover spreekt – in het middelpunt van zijn aandacht stond.

Wanneer die belijdenis in een kerkdienst wordt uitgesproken of gezongen, wordt dat vaak ingeleid met de woorden: “We belijden in gemeenschap met de kerk van alle tijden en plaatsen”. En daarnaar ging Kamphuis’ belangstelling uit. Dat kwam tot uiting in zijn werk als hoogleraar. Als kerkhistoricus met een grote dogmatische belangstelling en als dogmaticus met kerkhistorische bagage trok hij lijnen van het verleden naar het heden. Daarmee onderstreepte hij de continuïteit in het kerkvergaderend werk van Christus. Hij liet daarin ook de actualiteit van het verleden voor het heden zien. In dit aspect van zijn werk stond de kerk van alle eeuwen centraal. In zijn emeritaatsperiode gaf hij daaraan een vervolg toen hij zich via het GemeenteNproject inzette voor de kerk van de toekomst. Door middel van dit project werden jonge gelovigen gestimuleerd zich in te zetten voor de kerk.

Daarnaast had hij ook oog voor de kerk van alle plaatsen. Zijn interesse bleef niet beperkt tot de kerk zoals die zich in Nederland manifesteert. In zijn veelvuldige contacten met gelovigen en kerken over de grenzen – bijvoorbeeld in Oost-Europa – gaf hij blijk van een echte oecumenische instelling. Hoezeer hij de gereformeerde belijdenis en het gereformeerde kerkrecht in Nederland tegen aanvallen verdedigde, hij realiseerde zich – juist als kerkhistoricus – heel goed dat God met zijn kinderen in verschillende landen en culturen verschillende wegen kan gaan. Een neerlandocentrische visie was hem vreemd.

Zijn inzet in de kerkstrijd van de jaren ’60 is daarmee niet in tegenspraak. Integendeel. Het begrip ‘oecumene’ is in de loop van de 20e eeuw in de greep gekomen van degenen die het gezag van de Schrift ter discussie stelden en vraagtekens plaatsten bij haar eenduidigheid en blijvende geldigheid. Belijdenissen konden hooguit als specifieke interpretaties van de Schrift worden beschouwd, die op gelijke hoogte staan met andere, soms geheel tegengestelde interpretaties. Met echte oecumene, die de eenheid van de kerk van alle tijden en plaatsen handhaaft en bevordert, heeft dat niets te maken. In die zin is Kamphuis’ verdediging van de ‘gereformeerde religie’ – zoals prof. J. Douma in het Nederlands Dagblad van 15 december j.l. het noemde – bij uitstek een blijk van oecumenische gezindheid. Wie de gereformeerde religie – wat niets anders is dan de leer van apostelen en profeten – tegen aanvallen verdedigt, komt daarmee ook op voor de eenheid van de kerk van alle tijden en plaatsen. Die eenheid wordt verbroken wanneer ieder de vrijheid gelaten wordt in de Schrift te lezen wat hem uitkomt. Een binding aan de gereformeerde leer is geen benepenheid en geen vorm van kerkisme, maar een daad van oecumenische betekenis.

Vooral in zijn oecumenische gezindheid en werk ligt de blijvende betekenis van Jacob Kamphuis.