Archief

Archive for december, 2018

John Chau en de belijdenis van Dordt

De naam John Allen Chau zou een paar maanden geleden niemand in Nederland iets gezegd hebben en ook in zijn eigen land, de Verenigde Staten, zou die niet veel herkenning opgeroepen hebben. Maar inmiddels is hij een soort beroemdheid geworden, maar dan op een andere manier dan hij gehoopt zal hebben. Wat begon als een missie, eindigde in een tragedie. In zijn pogingen de totaal geïsoleerde bevolking van North Sentinel Island bij India in aanraking te brengen met het evangelie, kwam hij in aanraking met hun afkeer van vreemdelingen. Hij moest zijn hardnekkigheid – want hij probeerde het, na een eerdere vergeefse poging, nog een keer – met de dood bekopen. Zijn lichaam kreeg een andere begrafenis dan zijn familie en vrienden voor hem in petto hadden, mocht hij komen te overlijden.

In de media heeft het incident nogal wat aandacht getrokken. Op veel sympathie hoefde het slachtoffer niet te rekenen. De algemene teneur was ‘eigen schuld, dikke bult’. Hij had gewoon de wensen van de bewoners van het eiland moeten respecteren. Op Twitter wees theoloog Stefan Paas er op dat in onze tijd weinig begrip, laat staan sympathie, bestaat voor zoiets als zending. Dat heeft uiteraard te maken met een algemene afkeer van religie – in elk geval in onze contreien – maar meer in het algemeen met onbegrip voor mensen die kennelijk zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk dat ze dat met iedereen willen delen en anderen daartoe willen ‘bekeren’.

Eigenlijk is dat nogal vreemd. Want er lopen in ons deel van de wereld – ‘het westen’, maar zeker ook Nederland – nogal wat lieden rond die er absoluut zeker van zijn dat hun opvattingen de (enige) juiste zijn. Ik heb nog nooit een politicus gehoord die toegaf dat mensen met tegenovergestelde opvattingen misschien wel gelijk zouden kunnen hebben. En er zijn tegenwoordig steeds meer mensen die beklemtonen dat ‘onze’ cultuur – voor de gelegenheid voorzien van de toevoeging ‘joods-christelijk’ – toch echt superieur is aan alle andere culturen. Je zou verwachten dat zulke mensen dan niets liever willen dan anderen daarvan te overtuigen. Maar dat lijkt niet het geval te zijn. Dat zou wel eens te wijten kunnen zijn aan het nationalisme dat steeds meer veld wint. Dat gaat er van uit dat elk land zijn eigen boontjes moet doppen en dat landen elkaar niet lastig moeten vallen. Ieder land staat het dan vrij zijn eigen cultuur te verdedigen, of anderen die nu appreciëren of niet. Vanuit die gedachte is het niet zo vreemd dat het concept van ‘universele mensenrechten’ in dit soort kringen niet op applaus mag rekenen.

Dat kan ook verklaren dat op sociale media sommigen bijna met jaloezie reageerden op de wijze waarop de eilandbewoners zich van een indringer ontdeden. “Dat zouden wij ook moeten doen”, schreef iemand op Twitter. Men mag dan neerkijken op ‘primitieve culturen’, als het er om gaat je eigen levenswijze te verdedigen tegen vreemdelingen, kunnen we kennelijk nog wel iets van hen leren.

Vanuit christelijk perspectief roept de hele kwestie nogal wat vragen op. Moeten we de vrij algemene kritiek op Chau bijvallen? Of zouden we hem moeten verdedigen en zelfs zijn moed en doorzettingsvermogen moeten bewonderen? Iemand die zo gedreven is om heidenen met het Evangelie bekend te maken, verdient toch bewondering? Is wat hem is overkomen niet het risico dat we lopen als we het zendingsbevel serieus nemen?

Jezus draagt zijn leerlingen inderdaad op alle volken tot zijn discipelen te maken. Dat hebben de eerste christenen ook in praktijk gebracht. We lezen daarover in het boek Handelingen. En de eeuwen door hebben christelijke kerken zich geroepen gevoeld het evangelie uit te dragen tot aan de ‘uiteinden der aarde’. In de recentere kerkgeschiedenis heeft de zending ook altijd een warme plek gehad in het leven van kerkleden. Toch heb ik het idee dat ook onder orthodoxe christenen, die geloven dat iedereen zich aan God en aan Christus gewonnen moet geven, weinig sympathie voor iemand als Chau bestaat. Ik heb in de pers in elk geval nog geen verdediging van zijn optreden gelezen.

Er is alle reden kritisch te kijken naar de geschiedenis van zending en missie (om gelijk ook even de rooms-katholieke variant er bij te betrekken). Voor veel mensen van onze tijd – christen of seculier – zijn zending en missie onlosmakelijk verbonden met het kolonialisme. Sommigen zullen die zelfs identificeren en zending als zodanig als een vorm van kolonialisme beschouwen. Het gaat te ver in dit verband daarop verder in te gaan. Maar de wat mildere variant, waarin kolonialisme en zending met elkaar verbonden worden, verdient wel serieuze aandacht. Want er kan geen twijfel over bestaan dat die connectie er is geweest. Zendelingen en missionarissen zijn in het kielzog van kolonisten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika terecht gekomen. De kolonisatie was het voertuig waarin ze meeliftten. Weliswaar vonden de kolonisatoren de bekering van ‘inboorlingen’ heel belangrijk – of in elk geval deden ze het voorkomen of ze er belang aan hechtten – maar als puntje bij paaltje kwam gaf het economisch gewin toch de doorslag. Meestal won de koopman het van de dominee, ook in de activiteiten van bijvoorbeeld de VOC. En er kan geen twijfel over bestaan dat zending en missie vaak geen of te weinig afstand hebben gehouden van de economische en politieke activiteiten die we nu samenvatten onder de noemer ‘kolonialisme’.

Het is dan ook niet voor niets dat in onze tijd de verhoudingen veranderd zijn. Zoals niet meer gesproken wordt over ontwikkelingshulp, maar over ontwikkelingssamenwerking, wordt ook door zendingsorganisaties steeds meer en steeds sterker de ‘ontvangende’ partij als gelijkwaardig gezien en behandeld. Er wordt niet meer eenzijdig aangeboden – of opgedrongen – wat kerken in het westen belangrijk vinden, maar er wordt veel meer geprobeerd te voorzien in behoeften die door christenen en kerken in landen in de ‘derde wereld’ op tafel worden gelegd. En ook bij het ontsluiten van nieuwe gebieden kijkt men vooral naar wat gedaan kan worden vanuit de directe omgeving. Afrikaanse kerken die in Afrika zending drijven is het uitgangspunt, waarbij westerse kerken hooguit met kennis en financiën kunnen assisteren.

Er is dus alle reden kritisch te kijken naar zendingsactiviteiten zoals die van Chau. Maar laten we niet in karikaturen vervallen. Het wekt verbazing dat hij, volgens de berichten, in het Engels de eilandbewoners toegeschreeuwd zou hebben: “My name is John, I love you and Jesus loves you.” Dit suggereert dat hij impulsief te werk ging. Maar dat lijkt niet het geval te zijn geweest. Vanuit All Nations, de evangelische missie-organisatie die hem steunde, wordt meegedeeld dat Chau “thorough and meticulous in his preparation” was en zelfs in quarantaine was geweest om te voorkomen dat hij ziekten zou overdragen, waartegen de eilandbewoners, als gevolg van hun isolatie, geen afweer hebben.

Dat neemt niet weg dat we kritische vragen mogen en moeten stellen over zijn missie. In analyses is er op gewezen dat zijn activiteiten en die van anderen geworteld zijn in de evangelische zending zoals die in de 19e eeuw in de Verenigde Staten is ontstaan. William Smelvoe schrijft: “From the beginning of the 19th century, Protestants sent missionaries abroad under mission boards that required seminary education and full funding for prospective recruits. By the end of the 19th century, however, some mission leaders believed that the established missions were evangelizing the world at much too slow a pace. Evangelicals believe in a hell where the souls of those who don’t convert to Christianity will burn forever. Missionaries are motivated by Christ’s words in the “Great Commission” to “make disciples of all nations.” In these biblical verses, the risen Christ commands his disciples to go into all the world and preach the gospel. This command has motivated the missionary enterprise for centuries.”

“Evangelicals believe in a hell where the souls of those who don’t convert to Christianity will burn forever.” Als dat de motivatie voor zending is, heeft men toch de boodschap van de Schrift niet helemaal begrepen. Over de realiteit van de hel is de Schrift glashelder. Dat uiteindelijk het geloof in Christus en zijn verzoenend werk beslissend is voor de eeuwige toekomst van de mens, daarover laat ze evenmin onduidelijkheid bestaan. Maar in zijn zendingsbevel formuleert Jezus geen motief. Het is een eenvoudige opdracht. Het doel is iedereen te leren alles te onderhouden wat Hij zijn leerlingen geboden heeft. Daarmee legt Jezus de verbinding met de beden waarmee het Onze Vader begint: “Laat Uw koninkrijk komen” en “Laat Uw wil gedaan worden”. Dat gebed is gericht tot de Vader. En daarmee komen tegelijk zending en evangelisatie in een bepaald perspectief te staan. Het gaat in de zending uiteindelijk niet om de toekomst van de mens, maar om de eer en de wil van de Vader.

Chau is een typisch product van wat men geloofszending noemt, die niet kerkelijk gebonden is en niet werkt binnen een confessioneel kader. Veel Amerikaanse zendingsorganisaties wortelen in het methodisme, dat sterk arminiaans gekleurd is. Daarin wordt aan de mens een doorslaggevende rol in het aanvaarden of afwijzen van het geloof toegekend. De uitverkiezing blijft helemaal buiten beeld. Maar die heeft alles te maken met de manier waarop naar zending en evangelisatie gekeken wordt.

In het Nederlands Dagblad bracht oud-zendeling Jacob Kruidhof dit ooit zo onder woorden: “Het tweezijdige verbond tussen God en zijn volk is ingesteld en wordt onderhouden door de eenzijdige kracht van God. God en mens vullen elkaar niet aan, maar God doet alles alleen. En onderdeel van Gods werk is dat Hij zijn tegenpartij, zijn counterpart, ook maakt tot een echte partij die gebracht wordt tot echt en zuiver meedoen. (…) Hoe wordt de mens Gods tegenpartij? Door de verkondiging van het evangelie. Lazarus was dood en kon niets horen en kon zich niet bewegen, maar Jezus’ roepen máákte hem tot een levend mens die meewerkt. Zo maakt God mensen die niet kunnen en willen horen, door zijn evangelieverkondiging tot zijn tegenpartij die graag met Hem meegaat. Wie verkondigen dat? De mensen die Hij verkiezend zendt. Tot wie? Tot wie Hij verkiezend zendt. Wie maakt Hij daardoor levend? Hen die Hij door dat evangelie verkiezend gehoor geeft. Anders gezegd: Wij vinden onze plek door zijn verkiezing te gehoorzamen.” We horen hier de weerklank van de Dordtse Leerregels.

Kruidhof wijst dan vervolgens op de menselijke beperkingen. We moeten het Evangelie ‘tot aan de einden der aarde’ uitdragen, “maar niet aan allen tegelijk”. En, vul ik vanuit het onderwerp waaraan dit blog is gewijd, toe: niet door ruiten en roeien. Het staat nergens zo in de bijbel, maar ik denk dat het spreekwoord dat tot het onmogelijke niemand gehouden is, een heel christelijke waarheid verwoordt. Want God vraagt van niemand wat menselijk gesproken onmogelijk is. De ‘invasie’ op North Sentinel Island was volgens de Indiase wet illegaal. Dat moet ook de zending in eerste instantie respecteren. Bovendien: rekening houden met de uitverkiezing betekent respect voor het werk van de Geest. In het boek Handelingen lezen we soms dat de plannen van de apostelen door de Geest zelf worden doorkruist. En Paulus nam zich voor naar Spanje te gaan, maar er is geen enkele reden te geloven dat hij daar ook is geweest. De Geest had voor hem iets anders in petto.

Respect voor het werk van de Geest betekent ook dat we de mogelijkheid moeten incalculeren dat hij volken, die voor ons onbereikbaar zijn, wel op andere manieren, zonder menselijke inbreng, met het Evangelie kan aanraken. En zelfs zonder een bijzondere activiteit van de Geest is, zoals artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt, niemand te verontschuldigen voor zijn ongeloof: de schepping, onderhouding en regering van de wereld zijn welsprekende bewijzen van Gods “eeuwige kracht en goddelijkheid”.

Dat geeft ontspannenheid in zending en evangelisatie. Christenen en de christelijke kerk mogen hun handen in onschuld wassen, wanneer het onmogelijk blijkt bepaalde mensen of culturen met het Evangelie te confronteren.

Had Chau de Schriftuurlijke belijdenis van de uitverkiezing tot de zijne gemaakt, dan was hij nu wellicht nog in leven geweest.