Archief

Archive for maart, 2013

Franciscus en Zondag 30

Het duurde niet lang voor de 115 kardinalen in de Sixtijnse kapel hun keus hadden bepaald. Een naam die op geen enkel lijstje dat in de media circuleerde voorkwam, werd gekozen tot opvolger van Benedictus XVI. Daaruit bleek weer eens hoe moeilijk het is de toekomst te voorspellen. Inmiddels heeft de nieuwe paus al een stempel op zijn pontificaat gedrukt. Dat kwam al direct tot uitdrukking in de naam die hij koos, Franciscus. Dat is een verwijzing naar Franciscus van Assisi, die eenvoud en soberheid als idealen predikte. Die keuze is ongetwijfeld geïnspireerd door de situatie in Latijns-Amerika waar de kloof tussen rijk en arm groot is en veel mensen in bittere armoede leven.

Die naamskeuze en ook het optreden van de paus – in zijn vorige leven als bisschop en later kardinaal in Argentinië en nu als paus – werden in de media in positieve zin genoteerd. Tegelijk konden sommige, zoals NRC Handelsblad, het niet nalaten de nieuwe paus langs hun libertijnse meetlat te leggen om daarna te constateren dat van hem niets nieuws te verwachten valt. Het is ironisch dat christelijke partijen soms verweten wordt dat ze ethische zaken als abortus, euthanasie of het homohuwelijk tot kern van hun politieke activiteiten maken, terwijl de libertijnse media precies hetzelfde doen in hun beoordeling van kerken en hun vertegenwoordigers. Wat de paus over die zaken zegt, is voor hen doorslaggevend voor hun oordeel.

Zou men echt hebben verwacht dat iemand tot paus zou worden gekozen die een standpunt zou innemen dat fundamenteel afwijkt van dat van zijn voorgangers en – sterker nog – de leer van de kerk? Verwacht men dat iemand die tot lijsttrekker van bijvoorbeeld de VVD wordt gekozen, zegt dat het liberalisme een vergissing was? Het minste wat je van een paus mag verwachten is dat hij de leer van zijn kerk voor de volle honderd procent uitdraagt en tegen kritiek verdedigt. Daar kunnen gereformeerde ambtsdragers nog een voorbeeld aan nemen.

Ook in protestantse kringen werd de verkiezing van de paus nauwlettend gevolgd. Te nauwlettend, volgens sommigen, vooral in bevindelijke kringen. De uitgebreide – en in hun ogen te ‘neutrale’ – berichtgeving in het Reformatorisch Dagblad kon hun goedkeuring niet wegdragen. Typerend was een artikel van vijf voorgangers waarin de staf wordt gebroken over die berichtgeving. Want “[wanneer] we de paus leggen langs de meetlat van de Reformatie en daarmee langs de meetlat van de Schrift, kunnen we alleen maar concluderen dat het bestaan van een paus een gruwel is en blijft”, schrijven de auteurs, die de paus als “antichrist” betitelen.

Wat beogen de auteurs met zulke formuleringen? Die doen het bij hun eigen achterban ongetwijfeld goed: de eigen positie wordt nog eens duidelijk gemarkeerd, niet alleen tegenover de rooms-katholieke kerk, maar ook tegenover die protestanten die de scherpe kantjes van het conflict tussen Rome en Reformatie willen afvijlen. Maar rooms-katholieken zullen door zulke uitlatingen vast niet tot nadenken worden gebracht. Wie de paus als de ‘antichrist’ typeert, kan niet verwachten dat leden van zijn kerk het verschijnsel van het pausschap kritisch tegen het licht zullen houden. Het is ook nog maar de vraag of zulke vertegenwoordigers van de Reformatie wel altijd een correct beeld van de leer van de rooms-katholieke kerk hebben. In dit verband kan gewezen worden op opmerkingen ten aanzien van de leer betreffende de mis door
ds. Paul Waterval
, predikant in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en zelf van rooms-katholieke afkomst. Stoere taal ten aanzien van de rooms-katholieke kerk en leer lijkt eerder het eigen gevoel te bevredigen dan een echte gedachtenwisseling tussen Rome en Reformatie te bevorderen.

Aan de andere kant van het spectrum staan opiniemakers en voorgangers binnen de protestantse wereld die een grote sympathie voor de paus ten toon spreiden en hoop op een ontwikkeling van de rooms-katholieke kerk ten goede koesteren. Die sympathie dateert niet van het moment dat Franciscus aantrad, maar vindt haar wortels in de waardering die zijn voorganger, Benedictus XVI, oogstte met zijn geschriften en de manier waarop hij het christelijk geloof en de christelijke ethiek tegen het secularisme verdedigde. Die waardering is terecht en raakt in de uitlatingen uit de bevindelijke hoek ondergesneeuwd. Te weinig klinkt daarin door dat de heilige Geest ook in een kerk kan werken die in veel opzichten niet voldoet aan wat volgens de Schrift kerk mag heten. Maar die waardering mag er niet toe leiden dat die dingen die de toets van de Schrift niet kunnen doorstaan, met de mantel van de liefde worden bedekt.

Het is heel goed mogelijk waardering te hebben voor wat een paus doet, schrijft en zegt en tegelijk het verschijnsel van het pausschap en de pretenties die daarmee verbonden zijn af te wijzen. Alleen al het feit dat de paus zich met “heilige Vader” laat aanspreken, zou elke protestant, die God als zijn Vader heeft leren belijden, tegen de haren moeten instrijken. De leer van de rooms-katholieke kerk mag dan niet meer precies dezelfde zijn als ten tijde van de Reformatie, die is door latere concilies of pausen nooit herroepen. Dat kan niet eens, zoals ds. Waterval in het bovengenoemde interview opmerkte. Dr. Bram van de Beek meent dat Luther zijn 95 stellingen nooit zou hebben opgesteld als in zijn tijd Benedictus XVI paus was geweest. Luther keerde zich in zijn tijd tegen misstanden in de kerk. Zijn die er dan nu niet? De kranten hebben er vol van gestaan en Benedictus mag veel kwaliteiten hebben bezeten, doortastendheid in het aanpakken van die misstanden behoorde daar niet toe.

Luther beperkte zich bovendien niet tot misstanden ten aanzien van de levensstijl van geestelijken en financiële wantoestanden, maar stelde fundamentele leerstukken van de kerk ter discussie. Eén van zijn grote verdiensten was de Schrift als enige norm voor het geloof te proclameren. De houding van de rooms-katholieke kerk ten aanzien van de Schrift mag veranderd zijn, het is nog altijd niet de enige – en zelfs niet de belangrijkste – bron van kennis over God en zijn wil. Ik heb er in een vorige bijdrage in dit weblog (“Het kerklied en de kerkliedjes”) al op gewezen dat Lied 328 uit het Liedboek voor de Kerken door de censor van het bisdom Utrecht werd afgewezen vanwege de zinsnede “Here Jezus, om uw woord zijn wij hier bijeengekomen”. Dat woord is ook in de rooms-katholieke kerk van vandaag niet de kern van de eredienst. Het is dan ook helemaal niet verbazingwekkend dat een rooms-katholiek publicist als Anthony Ruijtenbeek schrijft “dat ‘sola scriptura’, in welke variant ook beleden, welhaast moést leiden tot de huidige 30000 denominaties binnen de Protestantse minderheid in het Christendom (…)”. Wie dus de eenheid van de kerk boven alles stelt, zoals de rooms-katholieke kerk doet, kan met het sola scriptura niet uit de voeten.

“Niet de paus, maar Christus is centrum van de kerk”. Dat was de boodschap van Franciscus bij zijn ontmoeting met journalisten. Dat doet een gereformeerd mens goed, ook al komt het uit de mond van een paus. Maar dat geeft er tegelijk wel een bijsmaak aan. Want Christus en zijn woord zijn niet los verkrijgbaar. Wanneer Christus het centrum van de kerk is, moet zijn woord de enige norm van leer en leven zijn. We leren zijn wil immers door dat woord kennen. Sterker nog, Hij is het vleesgeworden woord. Wie dus de Schrift niet erkent als kern van de eredienst, verdringt het vleesgeworden woord van de plaats die Hem toekomt. Alle mooie woorden kunnen die werkelijkheid niet verdoezelen.

De harde taal van ‘antipapisten’ brengt de reformatie van de rooms-katholieke kerk geen stap dichterbij. Maar het ‘filo-katholicisme’ van sommige protestanten, die de reële verschillen tussen Rome en Reformatie onder het tapijt vegen, doet dat evenmin. Alleen wie in de rooms-katholieke kerk waardeert, wat waardering verdient, is in de positie datgene te bekritiseren wat bekritiseerd behoort te worden. Dan hoeft zowel in het catechetisch onderwijs als in het contact met rooms-katholieken over Zondag 30 van de Heidelbergse Catechismus niet gezwegen te worden.