Archief

Archive for december, 2015

Kerkelijke eigenwijsheid

28 december 2015 1 reactie

Wij mensen worden kennelijk geboeid door wie afwijkt van de norm. Sommige acteurs schijnen liever misdadigers te spelen dan personen die aan de kant van de wet staan omdat eerstgenoemden interessanter zouden zijn. In onze samenleving wordt schande gesproken over de misdaden waaraan figuren uit de onderwereld en leden van motorbendes zich schuldig maken, maar wanneer het slachtoffer van een liquidatie wordt begraven, haalt dat niet zelden de media. En wie herinnert zich niet het optreden van beroepscrimineel Willem Holleeder in het televisieprogramma College Tour?

Kerkelijk Nederland laat een vergelijkbaar beeld zien, zij het op een geheel ander niveau. Ook hier kunnen mensen die afwijken van wat gangbaar is en ‘buiten de lijntjes kleuren’, vaak op veel belangstelling rekenen. Een aantal jaren geleden portretteerde het Nederlands Dagblad christenen van allerlei slag en niet zelden behoorden die tot deze categorie. In opvattingen en gedragingen weken ze af van wat in elk geval in hun kring gebruikelijk was. Zoiets wordt kennelijk interessant gevonden. Mensen die de gebaande wegen volgen kunnen op minder belangstelling rekenen. Blijkbaar wordt er van uitgegaan dat zij niets interessants te vertellen hebben.

Mensen die afwijken van het gangbare wordt vaak het etiket ‘eigenzinnig’ opgeplakt. Dat wordt in de regel positief bedoeld. Nu valt daarvan ook veel positiefs te zeggen. Het betekent dat men zich zelfstandig een oordeel vormt en niet simpelweg de meerderheid volgt. Dat is helemaal in overeenstemming met wat de Reformatie beoogde. Niemand kan zich achter de priester of de kerk verschuilen. ‘Ik geloof wat de kerk gelooft’ – daar komt niemand mee weg. Ieder staat zelf voor God en moet zich tegenover hem verantwoorden. Het is ook in de lijn die uit de Schrift naar voren komt. Ieder is voor zichzelf en voor zijn eigen daden verantwoordelijk. De vader wordt niet gestraft voor de misdaden van zijn zoon en omgekeerd. Ieder moet zijn eigen straf dragen.

Maar hier ligt altijd het gevaar van het individualisme op de loer. Dan verwordt eigenzinnigheid tot eigenwijsheid. De eigen oordeelsvorming wordt dan losgemaakt van de gemeenschap van de heiligen, zoals de Apostolische Geloofsbelijdenis de kerk typeert. Dat is helemaal in de geest van de tijd. Ieder bepaalt zelf wat hij gelooft. Dat is niet alleen kenmerkend voor de samenleving – vooral sinds het verval van de verzuiling en de ontideologisering van het politieke en maatschappelijke debat – maar ook voor de christelijke kerk. Het feit dat iemand tot een bepaalde kerk behoort zegt nog maar weinig over de inhoud van zijn geloof en de manier waarop hij dat geloof in het dagelijks leven vormgeeft. Binnen bepaalde kaders is de christelijke samenleving net zo veelkleurig en ‘multicultureel’ als de wereld daarbuiten.

Nu is die meerkleurigheid als zodanig niet nieuw. Ook vroeger bestond er verschil tussen een gereformeerde kerk in, bijvoorbeeld, Groningen en één in meer zuidelijke streken van het land. De manier waarop een gemeente kerk is staat niet los van de cultuur van de regio waartoe ze behoort. Maar er was wel een grotere mate van gemeenschappelijkheid. Die betrof in de eerste plaats de geloofsleer. Wat een gemeente – of die nu in Groningen of in Maastricht samenkwam – geloofde lag vast in de belijdenis van de kerkelijke gemeenschap en eventuele kerkelijke uitspraken op generaal-synodaal niveau. De vormgeving van de liturgie was in grote lijnen identiek, in overeenstemming met wat daarover binnen het kerkverband was afgesproken. Ook in de praktische vormgeving van het kerkelijk leven was er een grote mate van eenheid: de vrijheid van gemeenten werd begrensd door wat in de kerkorde was vastgelegd.

Al die papieren waarnaar ik hier verwijs bestaan nog altijd. Er zijn nog steeds belijdenissen, maar de mate waarin en de manier waarop die functioneren, is in toenemende mate aan variatie onderhevig. Het kan zomaar gebeuren dat tijdens het catechetisch onderwijs de Heidelbergse Catechismus dicht blijft. En dat boek functioneert ook op ander vlak steeds minder: naarmate de middagdiensten minder worden bezocht is ook de uitleg van de leer van de kerk aan sterke erosie onderhevig. De kerkorde bestaat nog wel, maar is een andere dan vroeger. Ze regelt minder en laat meer aan de vrijheid van de plaatselijke kerken over. Op het gebied van de liturgie beperken afspraken zich inmiddels vrijwel geheel tot advies; geregeld wordt er nauwelijks meer iets.

Ook hier geldt dat een zekere vrijheid voor de plaatselijke kerk in overeenstemming is met het gereformeerde kerkmodel. Dat gaat immers van de zelfstandigheid van de gemeente uit. Er is geen Gereformeerde Kerk met plaatselijke afdelingen; gereformeerde kerken sluiten zich vrijwillig tot een kerkverband aaneen. Ze aanvaarden dan ook de regels die binnen dat kerkverband worden afgesproken. Maar juist dat is in toenemende mate problematisch. Gemeenten willen wel tot het kerkverband behoren; ze zouden waarschijnlijk hevig verontwaardigd zijn wanneer ze eruit zouden worden gezet. Maar ze willen zelf bepalen of en in hoeverre ze zich houden aan wat binnen dat kerkverband is afgesproken.

Daaraan heeft dat kerkverband zelf ook schuld. Want waar ruimte wordt geboden aan eigenzinnigheid ligt het gevaar van eigenwijsheid op de loer. Dan gaan gemeenten niet maar alleen hun eigen gang, maar dan laten ze zich ook niet aanspreken, laat staan corrigeren, door het kerkverband. En dat laat toe dat gemeenten soms ver afwijken van wat binnen dat kerkverband gebruikelijk is. Het ontbreekt vaak aan de moed om zo’n gemeente voor de keus te stellen: òf zich conformeren aan wat is afgesproken òf een eigen weg gaan en dan de consequentie van een uittreding uit het kerkverband aanvaarden. Dat zou duidelijkheid scheppen naar alle kanten.

De hier geschetste ontwikkeling laat zich goed illustreren aan de hand van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Zwolle en haar predikant Henk Mijnders. Hun positie in hun kerkverband werd geschetst in het Nederlands Dagblad van 31 oktober 2015. Hieruit komt het beeld naar voren van een predikant die de nodige moeite heeft met zijn kerkverband en met wat hem vanuit de gereformeerde traditie wordt aangereikt. In de weerslag van dit artikel in de media hebben vooral de opstelling van Mijnders en zijn gemeente ten aanzien van homosexuele relaties en de consequenties daarvan voor de positie van deze gemeente binnen het kerkverband de nodige aandacht gekregen. Mijnders suggereerde dat wanneer het standpunt van ‘Zwolle’ door de Generale Synode van de CGK opnieuw wordt afgewezen een ‘herverkaveling van de kerkelijke kaart’ haast onvermijdelijk is. “Of we gaan zelfstandig verder, of we moeten ons aansluiten bij een ander kerkverband.” Uit een reactie van zijn kerkenraad kan worden opgemaakt dat de soep niet zo heet wordt gegeten als hij wordt opgediend, maar desondanks heeft zich het beeld gevestigd dat de CGK van Zwolle een afwijzing van haar opvattingen ten aanzien van de positie van homosexuelen in de kerk eigenlijk niet accepteert.

Daarmee bevestigen Mijnders en tot op zekere hoogte ook zijn kerkenraad het hierboven geschetste beeld. Er is niets tegen wanneer Mijnders op grond van een studie van de Schrift tot een andere conclusie ten aanzien van homosexualiteit komt dan in zijn kerk gebruikelijk is. Wie met Schriftuurlijke argumenten komt, heeft het recht gehoord te worden. Maar dan moet men wel accepteren dat de conclusies die men getrokken heeft, met Schriftuurlijke argumenten worden weerlegd. Wie in een kerkelijke gemeenschap – de zichtbare vorm van de gemeenschap van de heiligen – wil functioneren, moet niet alleen de bemoediging en de bijstand aanvaarden, maar ook de correctie en het vermaan. Dat in het onderhavige geval die bereidheid niet lijkt te bestaan, is niet alleen het gevolg van de eigenzinnigheid die ongetwijfeld een kenmerk van Mijnders is. Het wordt ook veroorzaakt door zijn visie op de Schrift, die merkwaardig weinig aandacht heeft gekregen.

“De Bijbel wordt het Woord van God op het moment dat Bijbelwoorden door jou zijn heengegaan en jij kunt getuigen: die woorden hebben mij beslissend veranderd”, zo wordt Mijnders geciteerd. Ik heb niet vernomen dat hij dit citaat heeft gecorrigeerd als niet in overeenstemming met zijn visie. Daarmee verwijdert hij zich principieel van wat de gereformeerde belijdenis leert over de aard en het gezag van de Schrift. Het is logisch dat die manier van omgaan met de Schrift ook doorklinkt in zijn benadering van homosexualiteit en homosexuele relaties. In deze Schriftvisie krijgen menselijke inzichten zoveel gewicht dat aan het goddelijk gezag van de Schrift tekort wordt gedaan. Dan is het geen wonder dat de realiteit van relaties in liefde en trouw de duidelijkheid van de Schrift ten aanzien van relaties overschaduwt. Het verschil in visie tussen Mijnders – en waarschijnlijk zijn kerkenraad – enerzijds en de Generale Synode van zijn kerken anderzijds wortelt vooral daarin dat de manier waarop tegen de aard en gezag van de Schrift wordt aangekeken, principieel verschilt.

In dat licht moeten ook andere elementen van Mijnders’ denken, zoals die in het artikel naar voren komen, worden bezien. Daarbij gaat het over de vraag of degenen die het geloof vaarwel zeggen, inderdaad verloren gaan en over de vraag of de hel een lijden is “dat nooit meer zal stoppen”. Mijnders geeft ook aan dat hij er niet uit komt hoe het na dit leven verder gaat. Hij merkt op dat de bijbel “een contextueel boek” is. Hem wordt tegengeworpen dat de bijbel op die manier een warboel wordt en dat je eruit kunt halen wat je wilt. Hij weerspreekt het niet. “Waarheid is een eschatologisch begrip. We zijn onderweg naar de waarheid. (…) Wij mogen geen gesneden beeld van God maken.”

Dat klinkt bescheiden. Maar die bescheidenheid is ver te zoeken in de manier waarop hij zijn eigen opvattingen presenteert. Ook zijn opstelling ten aanzien van zijn kerkverband is geen toonbeeld van bescheidenheid. Wie zijn visie niet aan het oordeel van de gemeenschap van de heiligen wil onderwerpen, verklaart ze in feite sacrosanct. Maakt zo iemand zelf niet een gesneden beeld van God?

Er is geen enkele reden zulke eigenzinnigheid te omarmen, zoals in reacties op sociale media is gedaan. Want hier wordt in feite de gemeente aan het particuliere inzicht en de eigenwijsheid van een predikant en zijn kerkenraad uitgeleverd. Het is nu precies de taak van de gemeenschap van de heiligen – in dit geval het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken – corrigerend op te treden. Dat kan betekenen dat wanneer de door ‘Zwolle’ aangehangen visie wordt verworpen en dit oordeel door de desbetreffende gemeente wordt afgewezen, er geen andere oplossing bestaat dan deze gemeente niet langer als lid van het kerkverband te aanvaarden.

Waar kerkelijke eigenwijsheid zich manifesteert moet de gemeenschap van de heiligen in het geweer komen. Dat is haar pastorale plicht.

Vluchtelingen als spiegel van de ziel

De vluchtelingenstromen die door Europa zwerven en ook ons land bereiken hebben heel wat overhoop gehaald. Ze hebben het beste in de samenleving naar boven gehaald: veel mensen hebben zich als vrijwilliger aangemeld om te helpen bij de opvang van vluchtelingen. Ze hebben ook het slechtste naar boven gehaald, dingen waarvan sommigen wellicht dachten dat die alleen in minder ontwikkelde samenlevingen voorkwamen. Daarmee is de vluchtelingencrisis ook een spiegel van de Nederlandse ziel. Het beeld dat die spiegel laat zien geeft weinig reden tot vreugde.

Volgens tegenstanders van immigratie, vooral die vanuit islamitische landen, is onze Westerse beschaving superieur aan de beschaving die immigranten uit hun geboorteland meenemen. Daar was de afgelopen maanden niet veel van te merken. De diverse bijeenkomsten in gemeenten waar de vestiging van een asielzoekerscentrum werd overwogen, leverden bepaald geen overtuigende argumenten om die bewering te ondersteunen. De Westerse beschaving bleek niet meer te zijn dan een dun laagje vernis. Er is niet veel voor nodig om die te laten afbladderen. We hebben het in Steenbergen voor onze ogen zien gebeuren.

Die beschaving wordt dan ook nog eens het etiket ‘joods-christelijk’ opgeplakt. Dat is nog minder geloofwaardig, want zoveel ‘joods-christelijks’ is er aan de Nederlandse cultuur anno 2015 niet meer te ontdekken. En degenen die het als hun taak beschouwen die cultuur te verdedigen tegen het gevaar van de ‘islamisering’ geven er blijk van het wezen van die joods-christelijke cultuur niet te begrijpen. Als hun gevraagd wordt wat nu typisch is voor die cultuur kiezen ze met feilloze zekerheid datgene uit waarvoor in het christelijke denken geen aanknopingspunten zijn te vinden. Ze kijken rond in de winkel van christelijke waarden en nemen mee wat van hun gading is. Barmhartigheid en gastvrijheid blijven in de schappen liggen.

Het conflict over het vluchtelingenvraagstuk legt maatschappelijke tegenstellingen bloot. Die lopen niet in de eerste plaats langs ideologische lijnen maar langs die van opleiding en inkomen. Degenen die in het bezit zijn van een goede opleiding en kunnen genieten van een daarmee overeenkomend inkomen worden omschreven als ‘kosmopolitisch’ en staan open voor veranderingen. Dat kunnen ze zich ook permitteren. Ze staan goed voorgesorteerd en komen daardoor zonder al te veel kleerscheuren door een crisis heen, zoals we die de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Wanneer de economie weer wat begint op te leven, openen zich nieuwe perspectieven. Voor degenen die het met minder opleiding en inkomen moeten doen, ziet de wereld er iets anders uit. Ze hebben het tijdens de recente crisis zwaar te verduren gehad en de gevolgen van bezuinigingen aan den lijve ondervonden. Ook bij economisch herstel is er voor hen weinig perspectief, mede gezien de toenemende robotisering en automatisering die te verwachten zijn. Perspectieven op een vaste baan zijn mager en sommigen wachten al jaren op betaalbare woonruimte. Geen wonder dat ze risicomijdend gedrag vertonen en graag blijven bij wat bekend en vertrouwd is.

De problemen waarmee ze geconfronteerd worden, hebben niets uitstaande met de komst van vluchtelingen. Maar hun aanwezigheid en vooral de recente toevloed worden aangegrepen als verklaring waarom hun leven er anders uitziet dan ze graag zouden willen. Sommige politici zijn maar al te graag bereid hen in deze houding te stijven en die te gebruiken ten bate van hun eigen nationalistische agenda. Daar hebben ze ook succes mee. Wie dacht dat de tijd van nationalisme en overdreven patriottisme achter ons lag, heeft zich vergist. In het laatste decennium van de vorige eeuw was een kreet als ‘eigen volk eerst’ maatschappelijk niet aanvaardbaar, maar inmiddels is die een vast onderdeel van het publieke debat.

Dat het nationalisme weer de kop opsteekt is niet verwonderlijk. Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw is de samenleving steeds individualistischer geworden en de zegeningen daarvan zijn van links tot rechts uitgebazuind. Naarmate het individualisme voortschreed is de gemeenschapszin aan erosie onderhevig geraakt. Juist diegenen die zich niet zo goed op eigen kracht kunnen redden, hebben behoefte aan een bepaalde vorm van gemeenschap, aan verbinding. Die werd vroeger gevonden in de kerk of in ideologisch gekleurde gemeenschappen, zoals de ‘rode familie’. Maar door de ontkerkelijking, ontzuiling en ontideologisering zijn die gemeenschappen als ‘bezielende verbanden’ weggevallen. Wat blijft er dan als alternatief over? Voor een groeiend aantal Nederlanders is dat: het (eigen) volk. Mensen zoeken de verbinding met wie op hen lijken – soort zoekt soort. Dat verklaart dat in toenemende mate gesproken wordt over de wil van ‘het volk’, die door de meeste politici genegeerd zou worden. Met nationalisme is altijd de mythe verbonden dat het volk meer is dan slechts een verzameling van mensen met dezelfde nationaliteit: dat het ook gekenmerkt wordt door een bepaalde identiteit, die zich uit in een scala van waarden en opvattingen. Het nationalisme legt niet alleen verbinding, het sluit ook uit: de ‘multiculturele samenleving’ wordt met wantrouwen bejegend of zelfs onomwonden afgewezen.

Het lijkt erop alsof de bovenbeschreven tendenzen aan de christelijke wereld voorbijgaan. Christenen spelen een niet onbelangrijke rol in de opvang van vluchtelingen en kerken zetten zich voor vluchtelingen in. Maar dat is maar een deel van de werkelijkheid. Er zijn ook kritische of zelfs negatieve geluiden te vernemen, vooral op de internetfora van christelijke nieuws- en opiniesites. Onverhuld nationalisme komt men daar niet zoveel tegen. Onder christenen speelt vooral het religieuze element een belangrijke rol. Het is met name de angst voor of afkeer van de islam en van moslims die de toon zetten. De suggestie van Geert Wilders dat Nederland bezig is te ‘islamiseren’ kan daar op nogal wat bijval rekenen. Dat wordt soms wat anders verpakt: met de vluchtelingen haalt Nederland ook de islam en daarmee een valse godsdienst binnen.

Je zou bijna denken dat er zich nogal wat SGP’ers ‘oude stijl’ op internetfora manifesteren. De SGP houdt nog altijd het ‘onverkorte’ artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in ere, dat de overheid opdraagt de ware godsdienst te bevorderen en de valse te weren. Dat heeft haar altijd veel kritiek opgeleverd, niet alleen uit seculiere hoek, maar ook in christelijke kring. Maar terwijl de SGP in de praktijk dit principe tussen haken heeft gezet en de nadruk legt op het belang van gewetens- en godsdienstvrijheid, wordt nu door tegenstanders van de komst van vluchtelingen gesuggereerd dat Nederland de grenzen moet sluiten om de toestroom van moslims te stuiten of op zijn minst op godsdienst zou moeten selecteren aan de poort. Wie die opvatting verkondigt neemt een loopje met de grondwet waarin godsdienstvrijheid is verankerd en kan dan niet meer van immigranten verlangen dat zij zich wel aan de grondwet onderwerpen.

Maar laten de met de islam dan geen valse godsdienst binnen? Zeker wel. Dat de islam een valse godsdienst is – daarover kan op grond van de Schrift geen misverstand bestaan. Maar: een valse godsdienst hebben we in Nederland al, en die is van eigen makelij. Ik doel hier op het secularisme. Die zou voor christenen wel eens heel wat bedreigender kunnen zijn dan de islam. Want laten we ons niet vergissen. Nationalistische politici schermen met de ‘joods-christelijke’ beschaving die verdedigd zou moeten worden. Maar voorzover ze het wezen daarvan al begrijpen, moeten ze van de bron van die beschaving niets hebben. Dat geldt zeker voor Geert Wilders die er geen misverstand over laat bestaan dat hij een atheïst is. Hij en zijn geestverwanten wijzen er graag op dat christenen het in islamitische landen zwaar te verduren hebben en vaak hevig vervolgd worden, ook door moslims die zich als ‘gematigd’ afficheren. Ze laten niet na de publieke opinie erop te attenderen dat christelijke vluchtelingen in asielzoekerscentra ook niet veilig zijn. Dat zijn echter krokodilletranen. Ze worden niet gemotiveerd door oprechte bezorgdheid over de godsdienstvrijheid voor christenen, want voor godsdienstvrijheid als zodanig interesseren ze zich niet. Het is vooral een stok om de islamitische hond te slaan. Van het nationalisme hebben christenen even weinig goeds te verwachten als van de islam.

Op internet kwam ik een citaat uit een krant tegen waarin de verzuchting werd geslaakt dat met de komst van moslims allerlei zaken die in ons land inmiddels ‘algemeen aanvaard’ worden, ineens weer ter discussie komen te staan. Daarbij gaat het dan om zaken waartegen ook orthodoxe christenen de afgelopen decennia herhaaldelijk bezwaar hebben aangetekend en die ze actief – via de politiek en via maatschappelijke actie – hebben bestreden. Het is veelzeggend dat de komst van moslims als een gevaar voor de ‘uniformiteit’ van de opvattingen over dit soort zaken wordt gezien. Wordt het christelijke verzet niet waargenomen? Als dat het geval is, zou dat daaruit te verklaren zijn dat christenen inmiddels een onooglijke minderheid zijn geworden? Of zou het daaraan liggen dat die hun bezwaren hooguit onduidelijk mompelend naar voren brengen, uit angst niet meer serieus te worden genomen of maatschappelijk en politiek te worden uitgespuwd? Of – ik durf het haast niet te suggereren – zou het komen doordat ze zich inmiddels aan de ‘gangbare opvattingen’ hebben aangepast?

Misschien moeten ook christenen maar eens goed in de spiegel kijken. In plaats van zich druk te maken over de komst van moslims in ons land zouden ze zich eens kunnen afvragen waarom het christelijk geluid zo zwak klinkt dat het door de seculiere goegemeente niet of nauwelijks wordt waargenomen. Zouden de moslims misschien hier komen om ons als christenen een lesje te leren? Ze zijn meestal iets minder beschroomd om duidelijk te maken dat ze bepaalde zaken op grond van hun geloofsovertuiging niet kunnen goedkeuren. In allerlei ethische kwesties zijn er geen substantiële verschillen tussen orthodoxe christenen en moslims die hun geloof serieus nemen. Christenen moeten er niet bang voor zijn dat seculieren die overeenkomsten opmerken. Ze moeten zeker niet van de weeromstuit zaken gaan verdedigen die ze tien, twintig jaar geleden nog te vuur en te zwaard bestreden.

Het lijkt zinvoller met serieuze moslims in gesprek te gaan over de vraag hoe bezwaren tegen ‘de geest van de eeuw’ op een zodanige manier naar voren kunnen worden gebracht dat ze de discussie over zaken die volgens seculieren ‘algemeen aanvaard’ zijn op gang brengen in plaats van doodslaan. Die poging tot discussie begint met respect; scheldpartijen, laat staan geweld, horen daar niet bij. Dat is eerder de ‘beschaving’ van ‘Steenbergen’. Tot dat niveau moeten ze zich niet verlagen. Ze moeten laten zien dat hun beschaving er één is van een andere orde.

Die samenwerking kan er niet één zijn van de ‘warme’ soort, want ook al hebben christenen en moslims vergelijkbare bezwaren tegen bepaalde ‘moderne verworvenheden’, hun wereld- en levensbeschouwingen zijn en blijven fundamenteel verschillend. Men kan deze samenwerking beter vergelijken met die tussen christelijke en seculiere partijen in de Tweede Kamer. Denk hier aan de manier waarop Christenunie en PvdA samenwerken om misstanden in de prostitutie aan te pakken.

De confrontatie van twee levensbeschouwingen kan best spannend worden. Maar dat is geen reden ervan af te zien. Daarvoor is het belang te groot. De rust van seculier Nederland die zich koestert in ‘algemeen aanvaarde’ opvattingen, moet dringend worden verstoord. Wanneer die in het publieke debat weer ter discussie staan, zullen hun aanhangers met goede argumenten moeten komen.

Dat zal nog niet meevallen. Verder lezen…