Archief

Archive for juni, 2017

Wie het recht schendt, schendt Zijn aangezicht

Enkele weken geleden werd in de christelijke pers nogal wat aandacht besteed aan een opmerkelijke kwestie. Een diaken van de Gereformeerde Gemeente van Kruiningen stapte naar de rechter. Hij was door zijn kerkenraad onder censuur gezet, formeel vanwege overspel. Volgens klager was dat niet de werkelijke reden en bovendien niet in overeenstemming met de waarheid. In feite was de oorzaak het feit dat hij bezwaar had aangetekend tegen het zijns inziens heerszuchtige optreden van de plaatselijke predikant (“solistisch optreden, schending van de zwijgplicht en intimiderend gedrag”; ND, 14.4.17). Deze probeerde hem, aldus nog steeds de klager, via de beschuldiging van overspel buiten gevecht te stellen en monddood te maken.

Het is bijzonder pijnlijk wanneer een kerkelijk conflict voor de wereldlijke rechter wordt uitgevochten. In dit verband wordt vaak gewezen op de vermaning van Paulus geen recht te zoeken bij de wereldlijke rechter. Maar het is nog pijnlijker wanneer die rechter de klager vervolgens in het gelijk stelt. Rechters stellen zich meestal gereserveerd op ten aanzien van binnenkerkelijke conflicten. Over dogmatische verschillen van inzicht zullen ze geen oordeel vellen en evenmin over de vraag of bepaalde denkbeelden of gedragingen tuchtwaardig zijn. Dat moet door de desbetreffende kerk zelf beoordeeld worden.

Daarom ging het in deze zaak dan ook niet. De rechter heeft niet onderzocht of er sprake was van overspel. Hij beperkte zich tot de vraag of de kerkrechtelijke procedures – die door de Gereformeerde Gemeenten zelf zijn vastgesteld – correct zijn gehanteerd. Naar het oordeel van de rechter was dat niet het geval. Dat betekende niet dat de rechter uitsprak dat de tuchtmaatregelen tegen de klager onrechtmatig waren, maar wel dat de kerk steken had laten vallen in zijn behandeling van de zaak. Die moet daarom opnieuw door de classis bekeken worden.

Door (kerk)juristen is erop gewezen dat deze zaak, hoe onverkwikkelijk ook, kerken er nog eens op attent maakt dat zij zorgvuldig met door hen zelf vastgestelde regels moeten omgaan. Wanneer men de eigen regels schendt, zit er voor benadeelden vaak weinig anders op dan de gang naar de wereldlijke rechter te maken. Dat probleem beperkt zich niet tot bepaalde kerken. Leendert Verheij, president van het gerechtshof in Den Haag, wees er in een toespraak op de landelijke vergadering van de Nederlandse Gereformeerde Kerken op dat ook daar in toenemende mate de neiging bestaat bestaande rechtsregels opzij te schuiven, als ze in een concreet geval niet goed uitkomen (ND, 6.5.17). Met betrekking tot de ‘kwestie-Kruiningen’ schrijft Verheij in een artikel in hetzelfde nummer van het Nederlands Dagblad: “De rechter vond dat ‘regels van het kerkrecht zijn veronachtzaamd en essentiële beginselen van een behoorlijke rechtsgang, zoals een onpartijdig en onafhankelijk onderzoek, niet in acht zijn genomen'”.

Het tweede deel van het geciteerde oordeel reikt verder dan het eigen kerkrecht. De kerk mag zich in haar procedures niet aan algemene juridische normen onttrekken, die ook in het wereldlijke recht worden gehanteerd. Daarom doen kerkverbanden er goed aan hun regels kritisch tegen het licht te houden en deskundigen op het gebied van de rechtspraak daar naar te laten kijken. Het moet niet aan de kerk liggen, wanneer kerkleden hun recht bij de wereldlijke rechter zoeken.

De vraag mag gesteld worden – en is ook gesteld – of de benadeelde partij er niet beter voor had kunnen kiezen onrecht te lijden en de minste te zijn. Dat is een goed Schriftuurlijk uitgangspunt. Maar we moeten altijd oppassen zulke principes tot algemeen geldende regels te verklaren. Daarvoor is de werkelijkheid vaak te complex. Het maakt bijvoorbeeld nogal wat uit waar het conflict precies over gaat. Een zakelijk verschil van mening of onenigheid over een aspect van de leer is iets anders dan een beschuldiging van ernstige zonden. Waar buiten de kerk van overspel hooguit met een schouderophalen kennis wordt genomen, heeft alleen al de beschuldiging van zo’n vergrijp een vèrgaande impact op het leven van de beschuldigde, maar ook dat van zijn of haar partner en eventuele kinderen. Het kan zijn of haar leven in de desbetreffende kerkelijke gemeenschap vrijwel onmogelijk maken. Dat was altijd al zo, zeker in vrij gesloten gemeenschappen waar iedereen iedereen kent, maar is nu nog meer het geval: het internet is een onuitputtelijk archief waarin iemands echte of vermeende misstappen een neverending story vormen. Dan is het wat gemakkelijk en goedkoop de benadeelde te vragen liever onrecht te lijden dan zijn recht te zoeken bij de wereldlijke rechter.

Hiervoor werd al verwezen naar de vermaning van Paulus niet de wereldlijke rechter in te schakelen. Hij dringt erop aan de bemiddeling van een wijs gemeentelid te zoeken. Dat is ongetwijfeld een goed advies, maar waarschijnlijk doelt Paulus hier toch vooral op een conflict tussen gemeenteleden. Het zal duidelijk zijn dat een conflict tussen een kerkenraad of een predikant en een gemeentelid van een andere orde is. Want dan hebben we te maken met aan de ene kant een college van ambtsdragers of een individuele ambtsdrager – meestal gesteund door zijn kerkenraad – en een ambteloos gemeentelid aan de andere kant. De conflicterende partijen zijn dan niet gelijk. Dat geldt nog eens te meer in kerkgenootschappen waar het ambt een buitengewoon hoog aanzien heeft en ambtsdragers met groot gezag worden bekleed. Wanneer er geen sprake is van een gelijk speelveld, is het zeer de vraag of een wijze broeder – die geen partij mag zijn, dus in elk geval van buiten de kerkenraad moet komen – hier veel kan uitrichten.

In de commentaren en analyses van deze kwestie die me onder ogen zijn gekomen, heb ik één element node gemist. Er zijn geen vraagtekens gezet bij de kerkelijke cultuur waarin dit soort zaken kunnen voorkomen. Nee, die beperken zich niet tot bevindelijke kerkgenootschappen. Maar de kans op zulke voorvallen is daar wel bijzonder groot, omdat niet alleen het ambt in hoog aanzien staat, maar ook degenen die een ambt bekleden. Ze hebben vaak een bijzondere status die het erg moeilijk maakt hun handelen te bekritiseren. Het gevaar is groot dat kritiek op het optreden van een ambtsdrager of een kerkenraad wordt geïnterpreteerd als kritiek op of zelfs ondermijning van het ambt. Je hoort nogal eens zeggen dat in evangelische kring voorgangers op een voetstuk worden gezet of zichzelf op een voetstuk zetten. Maar in bevindelijke kring kan men er ook wat van. Geen wonder dus dat in beide kritiek op personen nogal eens uit de hand loopt en leidt tot hooglopende conflicten.

De ‘kwestie-Kruiningen’ zou daarom aanleiding moeten zijn niet zozeer de visie op het ambt, maar vooral de status van personen eens aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Juist in bevindelijke kring is de kritiek op de rooms-katholieke kerk onverminderd scherp. Maar als het gaat om de positie van ambtsdragers is er sprake van een onmiskenbare parallel. Ook bevindelijke predikanten gedragen zich soms als pausen. De manier waarop de ‘oudvaders’ worden gebruikt als bron van kennis en argumenten in kerkelijke discussies is vergelijkbaar met de rol van de traditie en conciliaire uitspraken in de kerk van Rome. Het onderscheid tussen gemeenteleden die ‘bekeerd’ zijn en degenen die dat niet zijn, vindt zijn parallel in het onderscheid tussen ‘geestelijken’ en ‘leken’ in de rooms-katholieke kerk.

De positie van de ambtsdrager is diep verankerd is in het wezen van bevindelijke kerkgenootschappen. Daarom zal het uiterst moeilijk zijn de daaruit voortvloeiende cultuur zodanig te veranderen dat onenigheden zoals die in Kruiningen, niet meer voorkomen of op een binnenkerkelijke manier kunnen worden opgelost.

Terecht schrijft Verheij dat Geest en recht alles met elkaar te maken hebben. “Het recht is er om te ordenen, om te beschermen en om de vrede te bewaren. (…) Uiteindelijk is het welzijn van de kerken (en hun individuele leden), maar ook de naam van Christus in het geding.” De kerk is in veel opzichten Zijn aangezicht in de samenleving. Een kerk die het recht schendt, schendt niet alleen haar eigen, maar ook Zijn aangezicht.