Home > christendom, maatschappij > Holier than thou

Holier than thou

De stofwolken rond de woon- of verblijfplaats van Benno L. zijn wat gaan liggen. Het is tijd voor een nabeschouwing. Het is vaak aan te bevelen een ‘actuele’ kwestie even te laten rusten. Op het moment zelf leek het alsof er een ware volksopstand was uitgebroken, toen een krant onthulde dat de betrokkene zich in Leiden had gevestigd. Bij nadere beschouwing bleek dat wel mee te vallen. Het was in feite een relatief kleine maar luidruchtige minderheid die zich met deze zaak bemoeide, niet alleen via demonstraties bij het huis, maar ook via de (sociale) media. Steeds weer blijkt dat het vooral degenen met een uitgesproken, vaak nogal radicale, mening zijn die zich melden. Daardoor kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat die het algemene gevoelen vertegenwoordigen. Sommige politieke partijen – landelijk en plaatselijk – maken daarvan graag gebruik om te suggereren dat ‘het volk’ gesproken heeft en – toevallig? – hetzelfde vindt als zijzelf. Maar, zoals iedereen die enigszins kan nadenken wel weet: ‘het volk’ bestaat niet. Dat blijkt ook hier. Dat is reden niet te snel algemene conclusies te trekken en in te algemene zin te spreken over ‘men’. In dat licht moeten ook de volgende observaties gelezen worden.

Ik zie in deze zaak zich twee lijnen aftekenen, die samen een niet onbedenkelijk beeld van de moderne samenleving opleveren.

De eerste lijn betreft de manier waarop mensen met risico’s omgaan. Het lijdt geen twijfel dat de vestiging van een zedendelinquent in een woonwijk de nodige risico’s oplevert. Dat geldt temeer omdat deskundigen van mening zijn dat juist bij zulk soort delinquenten de kans op herhaling vrij groot is. Bij pedoseksuelen lijkt dat gevaar nog groter dan bij andere zedendelinquenten. In die zin is de weerstand die de vestiging van Benno L. in Leiden opriep, goed te begrijpen. Het ene risico is tenslotte het andere niet. Dat doet niets af aan de algemene vaststelling dat veel mensen het moeilijk lijken te vinden met risico’s te leven.

Dat was ooit wel anders. In vroeger tijden was het leven onzeker en dat werd als onvermijdelijk geaccepteerd. Er zat ook niet veel anders op, want er waren weinig mogelijkheden om risico’s uit te bannen. In onze tijd is dat in minder ontwikkelde samenlevingen nog steeds het geval. Daarmee is al gesuggereerd dat het onvermogen om te gaan met risico alles te maken heeft met het ontwikkelingsniveau van een samenleving. We leven in een tijd waarin veel risico’s tot een minimum zijn gereduceerd. En wanneer ze niet kunnen worden uitgebannen, kunnen de gevolgen van wat eventueel misgaat sterk worden beperkt. De hoge ontwikkeling van de gezondheidszorg is een goed voorbeeld van een gebied waarbij allerlei risico’s die honderd jaar geleden tot het leven behoorden, vrijwel zijn verdwenen. We leven ook in een gereguleerde – misschien zelfs wel over-gereguleerde – maatschappij, waarin diploma’s, getuigschriften en certificaten voorkomen dat beunhazen vrij hun gang kunnen gaan. De kans dat vandaag een gasfitter over de vloer komt en morgen het huis de lucht invliegt is uiterst klein. Er gaat nog wel eens wat mis, maar de gevolgen zijn zelden levensbedreigend.

De huidige roep om vermindering van regels moet dan ook met een flinke schep zout genomen worden. Men wil vooral regels afschaffen waarvan men last heeft, maar zodra er iets gebeurt dat men als bedreigend ervaart, wordt om maatregelen van de overheid geroepen om herhaling te voorkomen.

De meeste mensen begrijpen wel – als ze even nuchter nadenken – dat risico’s niet geheel zijn uit te bannen. Dat men het problematisch vindt daarmee om te gaan, heeft ook te maken met het feit dat veel bedreigingen moeilijk te benoemen zijn of dat men er niet veel greep op kan krijgen. Daaraan zijn vooral ook technologische ontwikkelingen debet. Die zijn voor een groot deel onvermijdelijk – wat betekent dat men zich er vaak niet aan kan onttrekken – maar gaan veel mensen boven de pet. De recente discussies over privacy in relatie tot sociale media en internet is daarvan een goed voorbeeld. Iedereen weet dat privégegevens worden opgeslagen en bewaard, maar waar, wanneer en door wie? En waarvoor worden ze gebruikt? En hoe schadelijk is die bewaarzucht? De doorsnee burger weet dat niet, laat staan dat hij enige greep heeft op wat er met zijn gegevens gebeurt. Het is dat gevoel van machteloosheid dat verklaart waarom mensen vaak emotioneel en irrationeel op gebeurtenissen reageren die zij als bedreigend ervaren. En onze maatschappij mag dan voor vrijwel alles een regeling hebben, het valt voor veel mensen niet mee de weg te vinden in de ambtelijke molen of aan het virtuele loket.

De tweede lijn is de manier waarop met misstappen van mensen wordt omgegaan. De reacties op de vestiging van Benno L. logen er niet om. Volgens sommige meegevoerde kreten was de enige goed plek voor hem ‘onder de grond’. Dat kun je als een emotionele uitbarsting in dit specifieke geval beschouwen. Tenslotte is Benno L. maar niet zomaar een delinquent. Ook in gevangenissen hebben mensen als hij het bijzonder zwaar omdat ze door andere gevangenen, ook degenen die een moord op hun geweten hebben, worden veracht en met de nek aangekeken.

Toch lijkt me dat niet het hele verhaal. Want ook al is Benno L. een speciaal geval, uitbarstingen van wraakzucht zijn bepaald niet ongewoon. Die gaan lang niet allemaal zover als in dit geval, maar liegen er desondanks niet om. In het bijzonder met diegenen die een publiek ambt bekleden, wordt genadeloos afgerekend wanneer ze een misstap begaan. Wanneer een burgemeester of gemeenteraadslid een keer met iets teveel alcohol in het bloed een verkeersongeluk veroorzaakt, betekent dat vaak het einde van zijn carrière. Dat lijkt logisch: zo iemand zou toch het goede voorbeeld moeten geven. En de tijden dat men verderging alsof er niets gebeurd was, liggen gelukkig achter ons. Maar inmiddels lijkt de balans wat ver doorgeslagen. Bij publieke ambten wordt de lat zo hoog gelegd dat het nog een wonder mag heten dat mensen zich daarvoor beschikbaar stellen.

Nu kan aftreden soms inderdaad de enige optie zijn. Maar dan zou – zeker wanneer de gevolgen van de begane misstap relatief beperkt zijn – de weg van terugkeer naar een andere functie in het publieke leven nog open moeten staan. Maar dat wordt steeds lastiger. Nog jaren later is er altijd wel iemand die zich herinnert waarom de betrokkene ook al weer ten val kwam. En anders is dat nog wel uit het onuitputtelijke archief dat internet heet, op te diepen. Om de samenleving daaraan te herinneren hoeft men geen journalist te zijn of een brief aan de krant te sturen. Internetfora, twitter en andere sociale media zijn uitstekende middelen om iemand alsnog – of opnieuw – publiek aan de schandpaal te nagelen. Zelfs als iemand zich in een discussie mengt, die met zijn vroegere functie niets uitstaande heeft, worden zijn bijdragen zonder argumenten in de vuilnisbak gedeponeerd, uitsluitend vanwege een ooit begane misstap.

Het lijkt erop dat men het steeds moeilijker vindt iemand zijn misstap te vergeven. Nu is dat niet zo vreemd: het vermogen tot vergeven komt de mens bepaald niet aanwaaien. Niet voor niets is de vergeving een kernpunt in het onderwijs van Jezus in het Nieuwe Testament en is het een vast onderdeel van het gebed dat Hij zijn discipelen leerde. Niettemin laten de zoëven gereleveerde verschijnselen de conclusie toe dat dit vermogen, zo al ooit aanwezig, nog verder afneemt. De roep om hardere straffen past daarin alsook de onwil iemand de gelegenheid te geven terug te keren in het openbare leven. Kennelijk moet iemand die ooit iets heeft misdaan, voortaan zijn mond houden. Maar dan zou het wel eens erg stil kunnen worden in Nederland.

Die gevolgtrekking is uiteraard gebaseerd op de overtuiging dat ieder mens onvolmaakt is. Daarmee wil niet gezegd zijn dat er geen verschillen tussen mensen zijn en dat misstappen iemand niet mogen worden aangerekend. Een ander dood wensen niet hetzelfde als hem daadwerkelijk om het leven brengen. Maar hier is geen sprake van een fundamenteel verschil, zoals Jezus in de bergrede duidelijk maakt. En hier ligt waarschijnlijk de kern van de zaak. Wanneer iemand niet in staat is tot vergeven, zou dat weleens daarin zijn oorzaak kunnen vinden dat hij een te hoge pet van zichzelf op heeft. Dat wordt bevestigd door onderzoeken waaruit steevast naar voren komt dat veel mensen vinden dat het met de samenleving niet, maar met henzelf wel goed gaat. Er wordt veel geklaagd over slechte opvoeding van kinderen en jongeren, maar steeds weer blijkt dat het de opvoeding van anderen is die niet deugt. De eigen opvoedkundige kwaliteiten vindt men in de regel zo slecht nog niet.

Uit de manier waarop deliquenten – ook wanneer ze hun straf hebben uitgezeten – of mensen die een minder ernstige misstap hebben begaan, worden bejegend, spreekt vooral een grote afstand. Men distantieert zich van hen omdat men zichzelf boven hen verheven voelt. Zoiets als zij gedaan hebben, zou men zelf nooit doen. Het is een houding die men in het Engels treffend typeert met de uitdrukking holier than thou.

Natuurlijk kan het nuttig zijn mensen ervan te overtuigen dat het koesteren van wraakgevoelens niets oplost en zelfs het eigen leven kan verzuren. Maar daarmee wordt de kern niet geraakt. Eens te meer blijkt hoe heilzaam het onderwijs van de Heidelbergse Catechismus is en hoe actueel dit eeuwenoude geschrift is. Al aan het begin windt het er geen doekjes om hoe het met de mens gesteld is. Wie denkt dat hij ‘heiliger’ is dan zijn medemens, wordt hier van zijn illusies afgeholpen. De mens moet eerst tot de conclusie komen dat hij zelf vergeving nodig heeft voordat hij in staat is andere mensen te vergeven.

Christenen weten dat natuurlijk wel. De vraag is of dat doorwerkt in hun bejegening van mensen met een kleiner of groter vlekje op hun blazoen. Populistische oordelen zijn ook hun niet vreemd. Misschien lopen ze nog wel meer dan ongelovigen het risico zich te distantiëren van degenen die misstappen hebben begaan, zeker van de meer ernstige, want ze bevinden zich meestal in een omgeving waarin mensen als Benno L. niet lijken voor te komen. Nu zou dat weleens tegen kunnen vallen. Maar zelfs als dat zo was is dat nog geen reden op zulke delinquenten neer te kijken. In de Schrift wordt herhaaldelijk gewaarschuwd tegen het oordelen, niet het minst door Jezus zelf. Dat betekent niet dat wat slecht is niet als zodanig beoordeeld en veroordeeld zou mogen worden. In zijn brieven is de apostel Paulus niet vies van soms scherpe oordelen. Het door Jezus gebruikte beeld van de balk en de splinter betekent niet dat iemand pas zou mogen oordelen wanneer er aan hem zelf niets mankeert. Het gaat om de manier waarop men oordeelt. Dat moet altijd gebeuren in het besef dat men zelf allesbehalve volmaakt is en dat men zich niet fundamenteel onderscheidt van degene die men veroordeelt.

Het past christenen niet te suggereren holier than thou te zijn. Hun past een houding van nederigheid en verbondenheid met de zondaar. Het zou mooi zijn wanneer dat tot uiting komt in de manier waarop christenen Benno L. de komende tijd zullen begeleiden.

  1. Nog geen reacties.
  1. No trackbacks yet.

Plaats een reactie