Home > christendom, kerk > Doop, belijdenis en kerk

Doop, belijdenis en kerk

Op mijn vorige artikel naar aanleiding van recente discussies over de (kinder)doop kwam een reactie, als ik het wel heb van iemand die ook aan het woord kwam in het artikel in het Nederlands Dagblad, dat de aanleiding vormde tot de discussie. Ik geef er de voorkeur aan daarop in een nieuw artikel te reageren in plaats van het onder de reacties op mijn vorige artikel te zetten.

De scribent vraagt mij om een bijbelse onderbouwing van de opvatting dat de doop in de plaats is gekomen van de besnijdenis. Om verschillende redenen zal ik op dit verzoek niet ingaan.

Uit de context blijkt dat een verwijzing naar de belijdenis taboe is. Dat is niet aanvaardbaar. Wie de belijdenis van de kerk ook als zijn persoonlijke belijdenis aanvaardt, mag zich niet het recht laten ontzeggen zich daarop te beroepen in discussies over de leer van de Schrift. Wie een gereformeerde gelovige het recht ontzegt zich op de belijdenis te beroepen gedraagt zich als een ongelovige die een christen het recht ontzegt in politieke en maatschappelijke discussies zich van religieuze argumenten te bedienen.

De gereformeerde belijdenis – waarmee hier wordt gedoeld op de drie Formulieren van Eenheid – is niet op een achternamiddag door enkele theologen bedacht en daarna aan de kerk opgedrongen. De belijdenisgeschriften zijn door kerkelijke vergaderingen – en daarmee door de gemeenschap van de kerk – als een betrouwbare samenvatting van de leer van de Schrift aanvaard. Daarom hebben ze kerkelijk gezag. Bezwaren tegen de belijdenis zijn daarmee bezwaren tegen de leer van de kerk. En bezwaren tegen de leer van de kerk behoren aan de gemeenschap van de kerk worden voorgelegd. Dat betekent dus dat bezwaarschriften tegen de belijdenis – of een specifiek onderdeel daarvan – op de tafels van kerkelijke vergaderingen thuishoren. In de eerste plaats de kerkenraad en uiteindelijk de Generale Synode.

Omdat de belijdenis kerkelijk gezag heeft en als samenvatting van de leer van de Schrift is aanvaard, hoeft ze niet steeds weer opnieuw ‘bewezen’ te worden. Bij bezwaren tegen de belijdenis ligt de bewijslast bij de bezwaarden. Zij dienen, met Schriftuurlijke argumenten, aan te tonen dat de belijdenis in strijd is met de Schrift.

De scribent beroept zich bij zijn afwijzing van de kinderdoop op zijn eigen onderzoek van de Schrift. Hij schrijft: “Als er iets is wat ik tijdens mijn gereformeerde opvoeding heb meegekregen is het wel dat we een kerk zijn van de reformatie. We mogen zelf studeren in de bijbel, zelf vragen stellen en op zoek naar naar God’s weg in ons leven.” Dat zal ik niet tegenspreken. Toch passen hierbij enkele kanttekeningen.

Het is nogal vermetel te beweren dat men door Schriftstudie tot een standpunt is gekomen dat diametraal staat tegenover wat de belijdenis van de kerk zegt. Zoals al gezegd, die belijdenis is door de gemeenschap van de kerk als leer van de Schrift aanvaard. We hebben het in de belijdenis van doen met de gestolde wijsheid van de christelijke kerk van eeuwen. En hoewel de drie Formulieren van Eenheid uit de 16e en 17e eeuw dateren, is hun inhoud grotendeels van veel oudere datum. In de digitale editie van het Nederlands Dagblad reageerden enkele lezers op het in mijn vorige artikel aangehaalde ingezonden van ds. Adrian Verbree. Eén van de respondenten merkte terecht op dat de kinderdoop veel oudere papieren heeft dan de geloofsdoop. In alle grote christelijke kerken is de kinderdoop van vroege tijden tot op heden als vanzelfsprekend bijbels voorschrift aanvaard.

Het is daarom nogal onwaarschijnlijk dat één gelovige zo’n hele lange traditie zomaar onderuit kan halen. Maar: onmogelijk is het niet. Het is in principe voorstelbaar dat iemand bij zijn Schriftonderzoek op gegevens of verbanden stuit die christenen – zelfs theologen – gedurende eeuwen zijn ontgaan. Dan lijkt het me urgent de christelijke gemeenschap daarvan in kennis te stellen. Maar op dat gebied heb ik van de geachte scribent nog niets vernomen. Had hij een origineel inzicht dat het denken over de kinderdoop in gereformeerde kring op de kop zou zetten, zou dat het Nederlands Dagblad ongetwijfeld gehaald hebben. Dat zou mij, als trouw lezer van die krant, zeker niet zijn ontgaan.

De scribent schrijft: “Het is jammer dat vragen van jonge ouders zoals ik, worden gesmoord met ingezonden brieven van Verbree en weblogs zoals deze.” Voor wat deze weblog betreft lijkt me deze opmerking iets teveel ‘eer’. Ik vermag ook niet in te zien waarom een verwijzing naar de gereformeerde belijdenis vragen zou smoren. Een discussie binnen de christelijke kerk kan nooit grenzenloos zijn. Uitgangspunt is dat de Schrift het eerste en het laatste woord heeft. Wanneer we als kerkelijke gemeenschap ervan overtuigd zijn dat de gereformeerde belijdenis de Schrift naspreekt, dan vormt ook die een grens die niet overschreden mag worden.

Een verwijzing naar de belijdenis smoort geen vragen, maar helpt juist die te beantwoorden. Wie het beroep op de belijdenis verbiedt, gooit de deur voor een vruchtbare discussie in het slot.

  1. Wout
    29 november 2010 om 07:40

    Opnieuw ben ik verrast door uw blog.

    In mijn vorige reactie schreef ik het volgende: “Ik lees wel veel over belijdenisgeschriften en hoe het allemaal in de gereformeerde kerk geleerd wordt. Misschien is het een idee om de volgende blog te besteden aan het onderbouwen van die geschriften op grond van de bijbel. Een eerste suggestie is dan de vraag waar in de bijbel staat dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen en waar staat dat ‘onze kinderen gedoopt dienen te worden’. Het staat in de gereformeerde geschriften, dus het vinden van de bijbelse onderbouwing voor die teksten kán niet moeilijk zijn. Ik zie uit naar uw tekstverwijzingen! Ik kon ze niet vinden.”

    Ik heb de belijdenisgeschriften zeker niet als taboe verklaard en geloof dat ze op veel punten een prachtige weergave bieden van wat de bijbel leert. Het is echter wel die volgorde: De belijdenisgeschriften zijn een weergave/samenvatting van de bijbel, maar het draait uiteindelijk om wat het woord van God zelf zegt.
    Daarmee zijn de belijdenisgeschriften geen taboe, maar juist een waardevolle aanzet tot studie.

    Welnu, op grond van die verdere studie ontstonden bij mij vragen. Vragen die ik ook met u heb gedeeld. Als ik uw blog lees ontstaat bij mij de indruk, dat die vragen niet “mogen” omdat dat de belijdenisgeschriften nu eenmaal de ‘gestolde waarheid’ van eeuwen bevatten.

    Vervolgens stelt u dat het onwaarschijnlijk is dat één individue deze waarheid onderuit kan halen en dat als dit al zo is dit toch zeker wel de krant zou hebben gehaald en dat de ‘scribent’ de geloofsgemeenschap hiervan op de hoogte zou moeten stellen. Beiden zijn gebeurd! U heeft over mij gelezen in het ND, en onze kerkenraad heeft een brief gekregen waarin wij hen verzochten of onze zoon tijdens een kerkdienst mocht worden gezegend. Ook zijn aan dat verzoek vragen toegevoegd over de kinderdoop. Vragen op grond waarvan wij tot de conclusie kwamen dat de geloofsdoop meer de bijbelse lijn volgt.

    Onze kerkenraad redeneert echter net als u: Hoe kan het zijn dat wij dit al eeuwen doen en dat daar nu vragen over komen? Hebben wij er al die tijd naast gezeten? En dat terwijl onze vragen slechts vragen zijn die roepen om een antwoord uit de oorsprong: De bijbel.

    Net als u is het de kerkenraad niet gelukt om in de bijbel antwoorden. Het enig uitgangspunt is geweest: “De gemeente kiest de traditie waarin zijn staat”. Geen woord over God’s Woord, geen woord over onze bijbelse vragen.

    Ook u kiest ervoor deze vragen te smoren: De belijdenisgeschriften (en niet de bijbel?) vormen de grens waarbinnen vragen gesteld mogen worden. Niet ik ben daarmee degene die de belijdenisgeschriften tot taboe verklaart, dat doet uzelf.

    Gelukkig lees ik ook dat u zich vastklampt aan het woord van God: de Bijbel. Daarom wil ik u nogmaals vragen om uw hulp bij mijn vragen. Beschouw mij wat mij betreft maar als een simpele ziel die even niet het bijbelse fundament voor enkele belangrijke elementen uit de belijdenisgeschriften kan vinden, maar hier al wel veel naar gezocht heeft.

    Kunt u mij helpen aan de bijbelse onderbouwing?

  2. 5 december 2010 om 18:49

    Een discussie als deze kan al snel verzanden in een herhaling van zetten. Daarom is wat mij betreft mijn antwoord het slotstuk. U mag natuurlijk wel reageren, maar ik zal daar in principe niet op ingaan, tenzij daarin echt nieuwe elementen naar voren komen.

    “In mijn vorige reactie schreef ik het volgende: “Ik lees wel veel over belijdenisgeschriften en hoe het allemaal in de gereformeerde kerk geleerd wordt. Misschien is het een idee om de volgende blog te besteden aan het onderbouwen van die geschriften op grond van de bijbel. Een eerste suggestie is dan de vraag waar in de bijbel staat dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen en waar staat dat ‘onze kinderen gedoopt dienen te worden’. Het staat in de gereformeerde geschriften, dus het vinden van de bijbelse onderbouwing voor die teksten kán niet moeilijk zijn. Ik zie uit naar uw tekstverwijzingen! Ik kon ze niet vinden.”

    Ik heb de belijdenisgeschriften zeker niet als taboe verklaard en geloof dat ze op veel punten een prachtige weergave bieden van wat de bijbel leert. Het is echter wel die volgorde: De belijdenisgeschriften zijn een weergave/samenvatting van de bijbel, maar het draait uiteindelijk om wat het woord van God zelf zegt.
    Daarmee zijn de belijdenisgeschriften geen taboe, maar juist een waardevolle aanzet tot studie.”

    U ontkent dat u de belijdenisgeschriften als taboe verklaart. Dat wordt geargumenteerd door te zeggen dat ze op veel punten een prachtige weergave bieden van wat de bijbel leert en een waardevolle aanzet tot studie zijn. Maar daarmee wordt niet weerlegd dat u ze als argument in de discussie verwerpt. Want de status van belijdenisgeschrift impliceert dat ze niet op veel punten een weergave zijn van de Schrift, maar in al haar delen. Daarop berust hun gezag. En kerkelijk gezag is iets fundamenteel anders dan een aanzet tot studie. Dat u het gebruik van de belijdenis als argument afwijst, blijkt ook uit het feit dat u verlangt dat de belijdenisgeschriften vanuit de Schrift worden onderbouwd. Maar dat doen ze zelf: alle uitspraken van de belijdenis worden met verwijzingen naar de Schrift beargumenteerd.

    “Welnu, op grond van die verdere studie ontstonden bij mij vragen. Vragen die ik ook met u heb gedeeld. Als ik uw blog lees ontstaat bij mij de indruk, dat die vragen niet “mogen” omdat dat de belijdenisgeschriften nu eenmaal de ‘gestolde waarheid’ van eeuwen bevatten.

    Vervolgens stelt u dat het onwaarschijnlijk is dat één individue deze waarheid onderuit kan halen en dat als dit al zo is dit toch zeker wel de krant zou hebben gehaald en dat de ‘scribent’ de geloofsgemeenschap hiervan op de hoogte zou moeten stellen. Beiden zijn gebeurd! U heeft over mij gelezen in het ND, en onze kerkenraad heeft een brief gekregen waarin wij hen verzochten of onze zoon tijdens een kerkdienst mocht worden gezegend. Ook zijn aan dat verzoek vragen toegevoegd over de kinderdoop. Vragen op grond waarvan wij tot de conclusie kwamen dat de geloofsdoop meer de bijbelse lijn volgt.

    Onze kerkenraad redeneert echter net als u: Hoe kan het zijn dat wij dit al eeuwen doen en dat daar nu vragen over komen? Hebben wij er al die tijd naast gezeten? En dat terwijl onze vragen slechts vragen zijn die roepen om een antwoord uit de oorsprong: De bijbel.

    Net als u is het de kerkenraad niet gelukt om in de bijbel antwoorden. Het enig uitgangspunt is geweest: “De gemeente kiest de traditie waarin zijn staat”. Geen woord over God’s Woord, geen woord over onze bijbelse vragen.”

    Over de manier waarop u de kerkenraad benaderd hebt en de manier waarop deze uw schrijven heeft behandeld, kan ik uiteraard geen uitspraak doen. Ik ken uw schrijven niet evenmin als de antwoorden van de kerkenraad. Het valt me wel op dat u schrijft dat u vragen over de kinderdoop had en daaraan toevoegt dat u tot de conclusie kwam dat “de geloofsdoop meer de bijbelse lijn volgt”. Is er dan nog wel sprake van vragen? Uw conclusie staat dan toch al vast? Ik heb uit uw reacties de indruk dat u het stadium van de vragen al voorbij bent en dat u bepaalde antwoorden bij voorbaat al afwijst. Als dat de manier is waarop u de kerkenraad hebt benaderd, laat u hem weinig ruimte en perkt u in feite zelf de ruimte voor een gedachtenwisseling in.

    “Ook u kiest ervoor deze vragen te smoren: De belijdenisgeschriften (en niet de bijbel?) vormen de grens waarbinnen vragen gesteld mogen worden. Niet ik ben daarmee degene die de belijdenisgeschriften tot taboe verklaart, dat doet u zelf.”

    Er is geen sprake van dat ik vragen zou smoren. Maar wanneer bepaalde antwoorden al bij voorbaat buiten de orde zijn, is een discussie onmogelijk. U maakt in bovenstaande zin nog eens een tegenstelling tussen de Schrift en de belijdenisgeschriften. Binnen de kerk zijn de belijdenisgeschriften inderdaad een grens: niet de buitenste grens maar een binnengrens. Ik bedoel daarmee dit (ik heb dat in mijn tweede artikel al proberen uit te leggen): het feit dat ze kerkelijk gezag hebben, betekent dat ze gebruikt kunnen worden om opvattingen te weerleggen. Zo zijn ze ook bedoeld: de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels zijn opgesteld met de bedoeling onschriftuurlijke opvattingen te weerleggen. Die functie kunnen ze alleen hebben omdat ze de Schrift naspreken.
    De term binnengrens gebruik ik om daarmee aan te geven dat ze uiteraard onderworpen zijn aan het gezag van de Schrift. Ze zijn niet onveranderlijk. Maar wijzigingen in de belijdenisgeschriften kunnen alleen worden vastgesteld door de gemeenschap van gelovigen zoals vertegenwoordigd op kerkelijke vergaderingen en met argumenten vanuit de Schrift. De bewijslast ligt daarin bij degenen die bezwaar hebben tegen (onderdelen van) de belijdenis.

    Als ik dat doortrek naar uw gedachtenwisseling met uw kerkenraad, betekent dat: uw kerkenraad mag van u verlangen dat u met schriftuurlijke argumenten aantoont dat de belijdenis ten aanzien van de kinderdoop iets zegt dat tegen de Schrift ingaat dan wel meer zegt dan de Schrift. Die argumenten moet hij wegen en daarover een uitspraak doen. Wanneer u niet wordt overtuigd door de weerlegging van de kerkenraad, dient u de kerkelijke weg te vervolgen tot aan de Generale Synode toe.

    “Gelukkig lees ik ook dat u zich vastklampt aan het woord van God: de Bijbel. Daarom wil ik u nogmaals vragen om uw hulp bij mijn vragen. Beschouw mij wat mij betreft maar als een simpele ziel die even niet het bijbelse fundament voor enkele belangrijke elementen uit de belijdenisgeschriften kan vinden, maar hier al wel veel naar gezocht heeft.

    Kunt u mij helpen aan de bijbelse onderbouwing?”

    U zegt dat u al lange tijd zich intensief met dit onderwerp hebt beziggehouden. Ik neem aan dat u dan ook de vele literatuur die over dit onderwerp is geschreven, hebt bestudeerd. In veel van die geschriften wordt de kinderdoop uitgebreid beargumenteerd. Wanneer u door die argumenten niet wordt overtuigd, zult u door de mijne ook niet worden overtuigd. Want ik heb niet de illusie dat ik aan het vele dat over dit onderwerp al is geschreven, nog enige originele gedachte kan toevoegen.

  3. Wout
    6 december 2010 om 18:06

    Jammer dat u mij niet wilt helpen aan de bijbelse onderbouwing voor datgene wat in de belijdenisgeschriften staat, namelijk dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is en dat onze kinderen gedoopt moeten worden.

    Ik kom het in de bijbel niet tegen, u blijkbaar ook niet.
    Wellicht kunt u dan ook wat minder stellig zijn over ‘de gestolde waarheid’ in de belijdenisgeschriften. Gelukkig gaan er zelfs op synodeniveau nu stemmen op dat die geschriften wat de doop betreft inderdaad nogal eenzijdig zijn. Onze discussie wordt daar vast vervolgd. Blijkbaar is dat toch nodig.

  4. Eelco
    18 februari 2011 om 11:27

    Beste Johan,

    Ik heb toch een vraag. Je schrijft “alle uitspraken van de belijdenis worden met verwijzingen naar de Schrift beargumenteerd.”

    Ik vraag me af wat je daarmee bedoelt. Ik pak zowel een oude als een nieuwe versie van de HC er bij. De MEESTE uitspraken worden inderdaad vergezeld van verwijzingen naar bijbelteksten. Ik zie ze echter niet overal staan. Vijf willekeurige voorbeelden (ik citeer afwisselend uit een oude als nieuwe versie):

    Zondag 25, antwoord op vraag 68: Twee, namelijk den Heiligen Doop en het Heilig Avondmaal. Ik zoek tevergeefs naar verwijzing naar een Bijbeltekst.

    Zondag 8, antwoord op vraag 8: In drie delen. Het eerste gaat over God de vader, enz., enz. Geen tekstverwijzing te bekennen.

    Zondag 31, antwoord op vraag 83: De verkondiging des heiligen Evangelies en de Christelijk ban, enz., enz. Geen tekstverwijzing, met de nuancering dat in mijn nieuwe versie het in het tweede deel beweerde wel en in mijn oude versie ook bij het tweede deel van dit antwoord geen tekstverwijzing staat.

    Zondag 25, antwoord op vraag 67: Ja, want de Heilige Geest leert ons in het evangelie en bevestigt ons, enz. Bij deze stelling die NIET vergezeld wordt van een tekstverwijzing de aantekening dat de vraag (?!) wel door een tekstverwijzing wordt voorafgegaan.

    Zondag 30, antwoord op vraag 81: Voor degenen die zichzelven vanwege hun zonden misdragen, enz. Geen tekstverwijzing. Wel in de zin daarop overigens waar gezegd wordt voor wie het avondmaal niet is, maar (ik herhaal) NIET bij de eerste zin.

    Dit wekt in ieder geval de schijn dat voor deze vijf stellingen een direct schriftbewijs ontbreekt (waarmee uiteraard niet gezegd wil zijn dat het flauwekul is).

  1. 29 november 2010 om 08:52

Plaats een reactie